Grammatica Algemeen
Grammatika Lidwoorden
Grammatika Bijwoorden
Grammatika Bijvoeglijke naamwoorden
Grammatika Zelfstandige Naamwoorden
Grammatika Persoonlijke/Bezittelijke Voornaamwoorden
Grammatika Voorzetsels
Grammatika Diversen
Grammatica - Werkwoorden
Grammatika Werkwoorden algemeen
Diversen
Lessen
Testen
Quiz
Grammatika - Vervoegde Regelmatige Actieve Werkwoorden
Volgorde Nederlands
- afschrikken, laten schrikken, bang maken - τρομάζω
- afslanken, verdunnen, verfijnen - λεπταίνω
- afslanken, verzwakken, afmatten - αδυνατίζω
- belasten, bezwaren, beladen - βαραίνω
- donderen, bulderen, rammelen - βροντώ
- dansen, opspringen - χορεύω
- donderen, bulderen, rammelen - βροντάω
- honger hebben - πεινάω, πεινώ
- keren, draaien, terugkeren - γυρνάω, γυρνώ
- kunnen, mogen - μπορώ
- leven, wonen - ζω
- onverschillig zijn (voor) - αδιαφορώ
- pijn hebben, pijn doen, medelijden hebben - πονάω, πονώ
- relaxen, kalm worden, rustig zijn - ηρεμώ
- roepen, schreeuwen, doen komen - φονάζω
- smeken - ικετεύω
- studeren, trainen - σπουδάζω
- toepassen, van kracht zijn, geldig zijn - ισχύω
- trillen, beven, huiveren - τρέμω
- voelen - νιώθω
- vooruitgaan, vorderen, vooruitgang boeken - προοδεύω
- wakker blijven, een oogje in het zeil houden - αγρυπνάω, αγρυπνώ
- zwijgen, het zwijgen opleggen - σωπαίνω
Γραμματική - Κλιμένα Ομαλά Ενεργητικά Ρήματα
Ελληνική σειρά
- αδιαφορώ - onverschillig zijn (voor), schouder ophalen
- αδυνατίζω - verzwakken, afmatten, afslanken
- αγρυπνάω, αγρυπνώ - wakker blijven, een oogje in het zeil houden
- βαραίνω - belasten, bezwaren, beladen
- βροντάω - donderen, bulderen, rammelen
- βροντώ - donderen, bulderen, rammelen
- γυρνάω, γυρνώ - keren, draaien, terugkeren
- ζω - leven, wonen
- ηρεμώ - relaxen, kalm worden, rustig zijn
- ικετεύω - smeken
- ισχύω - toepassen, van kracht zijn, geldig zijn
- λεπταίνω - afslanken, verdunnen, verfijnen
- μπορώ - kunnen, mogen
- νιώθω - voelen
- πεινάω, πεινώ - honger hebben
- πονάω, πονώ - pijn hebben, pijn doen, medelijden hebben
- προοδεύω - vooruitgaan, vorderen, vooruitgang boeken
- σπουδάζω - studeren, trainen
- σωπαίνω - zwijgen, het zwijgen opleggen
- τρέμω - trillen, beven, huiveren
- τρομάζω - afschrikken, laten schrikken, bang maken
- φονάζω - roepen, schreeuwen, doen komen
- χορεύω - dansen, opspringen
Grammatika - Vervoegde Regelmatige Actieve en Passieve Werkwoorden
Volgorde Nederlands
- analyseren, onderzoeken, oplossen, ontbinden, ontleden - αναλύω, αναλύομαι
- antwoorden, beantwoord worden - απαντάω/απαντώ, απαντιέμαι/απαντώμαι
- bekennen, opbiechtenομολογώ, ομολογούμαι
- beschrijven, specificeren, specialiseren, zich specialiseren - ειδικεύω, ειδικεύομαι
- bevelen, regelen, plaatsten, bestellen, aangekondigd worden, uitspreken, verklaren, bevolen worden - διατάσσω, διατάσσομαι
- bijten, gebeten worden - δαγκώνω, δαγκώνομαι
- binden, kluisteren, verplichten, blokkeren, bevriezen, zich verplichten, zich vastleggen - δεσμεύω, δεσμεύομαι
- blokkeren, vastzetten, uitsluiten, uitgesloten worden - αποκλείω, αποκλείομαι
- controleren, onderzoeken, onderzocht worden, gecontroleerd worden - ελέγχω, ελέγχομαι
- (be)dekken, beschermen, verbergen, terugtrekken, geheim houden, belasteren - καλύπτω, καλύπτομαι
- draaien(rond), wenden, afwenden, zich afwenden, zich omdraaien, gericht zijn - στρέφω, στρέφομαι
- garneren, verfraaien, versieren - γαρνίρω, γαρνίρομαι
- dragen (kleren), gedragen worden - φοράω/φορώ, φοριέμαι
- graven, spitten, omspitten, graveren, houtsnijden - σκάβω, σκάβομαι
- inpakken, wikkelen, ingepakt worden, gewikkeld worden - αμπαλάρω, αμπαλάρομαι
- kammen (wol), uitkammen, kaarden ξαίνω, ξαίνομαι
- koken, bakken, roosteren - ψήνω, ψήνομαι
- kopen, gekocht worden - αγοράζω, αγοράζομαι
- kijken naar, bekijken, zichzelf bekijken - κοιτάζω, κοιτάζομαι
- knellen, nijpen, omknellen, omwinden, omarmen, hard maken, onder druk staan, onderdrukken (gevoelens) - σφίγγω, σφίγγομαι
- lachen, uitlachen, bedotten, misleiden, zich vergissenγελάω/γελώ, γελιέμαι
- lezen, leren, studeren - διαβάζω, διαβάζομαι
- liefhebben, houden van, beminnen -αγαπ(α)ώ, αγαπιέμαι
- malen, vermalen, gemalen worden - αλέθω, αλέθομαι
- onderwijzen, les geven, onderwezen worden - διδάσκω, διδάσκομαι
- onderzoeken, onderzocht worden - διερευνώ, διερευνώμαι
- onderzoeken, zoeken, verzoeken, verlangen, eisen, gevraagd worden, geeist worden - ζητώ, ζητούμαι
- onderzoeken, zoeken, verzoeken, verlangen, eisen, gevraagd worden, geeist worden - ζητάω/ζητώ, ζητιέμαι -
- ontvangen, verdienen, verzilveren, verzamelen, heffen, opnemen - εισπράττω, εισπράττομαι
- opblazen, inspireren, inspiratie opdoen - εμπνέω, εμπνέομαι
- openen, geopend worden - ανοίγω,ανοίγομαι
- opfrissen, zichzelf opfrissen - φρεσκάρω/φρεσκάρομαι
- opwarmen, verwarmd worden - θερμαίνω, θερμαίνομαι
- oversteken, voorbijgaan, passeren - περνάω, περνώ
- preken, aankondigen, aangekondigd worden - κηρύσσω, κηρύσσομαι
- plagen, (zich ergeren), geplaagd worden, beschadigen - πειράζω, πειράζομαι
- regenen, natmaken, bevochtigen, omspoelen - βρέχω, βρέχομαι
- rijden, sturen, bestuurd worden - οδηγάω/οδηγώ, οδηγούμαι
- schaden, benadelen, aantasten, benadeeld worden - βλάφτω, βλάφτομαι
- scheuren, splijten, rijten, klieven, breken, zich uitsloven - σκίζω, σκίζομαιn
- schrijven, geschreven worden - γράφω, γράφομαι
- sluiten, dicht doen, afsluiten, eind maken, afronden, opgesloten zijn, zichzelf opsluiten - κλείνω, κλείνομαι
- smeren, bedekken, spreiden, bestrijken, insmeren - αλείφω, αλείφομαι
- spreken, praten - μιλ(ά)ω, μιλώ, μιλιέμαι
- stichten, oprichten, (zich) vestigen, opgericht worden - ιδρύω, ιδρύομαι
- stopzetten, pauzeren, ophouden, schorsen, stopgezet worden, geschorst/ontslagen worden - παύω, παύομαι
- trekken, slepen, aantrekken, bekoren, opslorpen, onttrekken ,lijden, ondergaan, betrekken (kopen) - τραβάω/τραβώ, τραβιέμαι
- uitnodigen, inviteren, uitgenodigd worden - προσκαλώ, προσκαλούμαι
- uitzonderen, vrijstellen, vervangen, vrijstellen, ophouden, uitsluiten, stoppen - εξαιρώ, εξαιρούμαι
- verbieden, verbannen, verboden worden - απαγορεύω, απαγορεύομαι
- verbreden, uitbreiden, vergroten - διευρύνω, διευρύνομαι
- vereren, huldigen, plaatsvinden, gebeuren - τιμάω/τιmώ, τιμώμαι
- verdrinken, stikken, wurgen, gewurgd worden, verstikken - πνίγω, πνίγομαι
- vergeten, verzuimen, vergeten worden - ξεχνάω/ξεχνώ, ξεχνιέμαι
- vervuilen, besmetten, infecteren - μολύνω, μολύνομαι
- verwarmen, opwarmen, verwarmd worden - ζεσταίνω, ζεσταίνομαι
- volbrengen, bevinden, vereren, huldigen, vereerd worden - τελώ, τελούμαι
- voordeel hebben, profiteren - ωφελώ, ωφελούμαι
- vragen, gevraagd worden - ρωτ(ά)ω/ρωτώ, ρωτιέμαι
- waarderen, schatten, gewaardeerd worden, onderscheiden - αξιολογώ, αξιολογούμαι
- weerspiegelen, reflecteren, weergeven, weerkaatsen - ανακλώ ,ανακλώμαι
- weglaten, overslaan, verzuimen, nalaten, verzwijgen - παραλείπω, παραλείπομαι
- werken, voor de gek houden, grappen maken, functioneren, bewerken, uitwerken - δουλεύω, δουλεύομαι
- zoeken, doorzoeken, gezocht worden, iets opzoeken - ψάχνω, ψάχνομαι
Γραμματική - Κλιμένα Ομαλά Ενεργητικά και Παθητικά Ρήματα
Ελληνική σειρά
- αγαπ(α)ώ, αγαπιέμαι - liefhebben, houden van, beminnen
- αγοράζω, αγοράζομαι - kopen, gekocht worden
- αλέθω, αλέθομαι - malen, vermalen, gemalen worden
- αλείφω, αλείφομαι - smeren, bedekken, spreiden, bestrijken, insmeren
- αμπαλάρω, αμπαλάρομαι - inpakken, wikkelen, ingepakt worden, gewikkeld worden
- ανακλώ ,ανακλώμαι - weerspiegelen, reflecteren, weergeven, weerkaatsen
- αναλύω, αναλύομαι - analyseren, onderzoeken, oplossen, ontbinden, ontleden
- ανοίγω,ανοίγομαι - openen, geopend worden
- αξιολογώ, αξιολογούμαι - waarderen, schatten, gewaardeerd worden, onderscheiden
- απαγορεύω, απαγορεύομαι - verbieden, verbannen, verboden worden
- απαντάω/απαντώ, απαντιέμαι/απαντώμαι - antwoorden, beantwoord worden
- αποκλείω, αποκλείομαι - blokkeren, vastzetten, uitsluiten, uitgesloten worden
- βλάφτω, βλάφτομαι - schaden, benadelen, aantasten, benadeeld worden
- βρέχω, βρέχομαι - regenen, natmaken, bevochtigen, omspoelen
- γαρνίρω, γαρνίρομαι - garneren, verfraaien, versieren
- γελάω/γελώ, γελιέμαι - lachen, uitlachen, bedotten, misleiden, zich vergissen
- γράφω, γράφομαι - schrijven, geschreven worden
- δαγκώνω, δαγκώνομαι - bijten, gebeten worden
- δεσμεύω, δεσμεύομαι - kluisteren, verplichten, blokkeren, bevriezen, binden, zich verplichten, zich vastleggen
- διαβάζω, διαβάζομαι - lezen, leren, studeren
- διατάσσω, διατάσσομαι - bevelen, regelen, plaatsten, bestellen, aangekondigd worden, uitspreken, verklaren, bevolen worden
- διδάσκω, διδάσκομαι - onderwijzen, les geven, onderwezen worden
- διερευνώ, διερευνώμαι - onderzoeken, onderzocht worden
- διευρύνω, διευρύνομαι - verbreden, uitbreiden, vergroten
- δουλεύω, δουλεύομαι - werken, voor de gek houden, grappen maken, functioneren, bewerken, uitwerken
- ειδικεύω, ειδικεύομαι - beschrijven, specificeren, specialiseren, zich specialiseren
- εισπράττω, εισπράττομαι - ontvangen, verdienen, verzilveren, verzamelen, heffen, opnemen
- ελέγχω, ελέγχομαι - onderzoeken, controleren, onderzocht worden, gecontroleerd worden
- εμπνέω, εμπνέομαι - opblazen, inspireren, inspiratie opdoen
- εξαιρώ, εξαιρούμαι - uitzonderen, vrijstellen, vervangen, vrijstellen, ophouden, uitsluiten, stoppen
- ζεσταίνω, ζεσταίνομαι - verwarmen, opwarmen, verwarmd worden
- ζητάω/ζητώ, ζητιέμαι - onderzoeken, zoeken, verzoeken, verlangen, eisen, gevraagd worden, geeist worden
- ζητώ, ζητούμαι - onderzoeken, zoeken, verzoeken, verlangen, eisen, gevraagd worden, geeist worde
- θερμαίνω, θερμαίνομαι - opwarmen, verwarmd worden
- ιδρύω, ιδρύομαι - stichten, oprichten, (zich) vestigen, opgericht worden
- καλύπτω, καλύπτομαι - (be)dekken, beschermen, verbergen, terugtrekken, geheim houden, belasteren
- κηρύσσω, κηρύσσομαι - preken, aankondigen, aangekondigd worden
- κοιτάζω, κοιτάζομαι - kijken naar, bekijken, zichzelf bekijken
- κοιτάω/κοιτώ, κοιτιέμαι - kijken naar, naar elkaar kijken, bekijken
- κλείνω, κλείνομαι - sluiten, dicht doen, afsluiten, eind maken, afronden, opgesloten zijn, zichzelf opsluiten
- ξαίνω, ξαίνομαι - (wol)kammen, uitkammen, kaarden
- ξεχνάω/ξεχνώ, ξεχνιέμαι - vergeten, verzuimen, vergeten worden
- μιλ(ά)ω/μιλώ, μιλιέμαι - spreken, praten
- μολύνω, μολύνομαι - vervuilen, besmetten, infecteren
- οδηγάω/οδηγώ, οδηγούμαι - rijden, sturen, bestuurd worden
- ομολογώ, ομολογούμαι - bekennen, opbiechten
- παραλείπω, παραλείπομαι - weglaten, overslaan, verzuimen, nalaten, verzwijgen
- παύω, παύομαι - stopzetten, pauzeren, ophouden, schorsen, stopgezet worden, geschorst/ontslagen worden
- πειράζω, πειράζομαι - plagen, (zich ergeren), geplaagd worden, beschadigen
- περνάω, περνώ - oversteken, voorbijgaan, passeren, doorhalen (draad door de naald), begaanbaar zijn
- πετάω/πετώ, πετιέμαι - vliegen, weggooien naar, opspringen, weggegooid worden
- πιάνω, πιάνομαι - vangen, nemen, grijpen, vasthouden, contact maken ,zich vastgrijpen, ruzie maken, steun vinden, blijven hangen
- πνίγω, πνίγομαι - verdrinken, stikken, wurgen, gewurgd worden, verstikken
- προσκαλώ, προσκαλούμαι - uitnodigen, inviteren, uitgenodigd worden
- ρωτ(ά)ω/ρωτώ, ρωτιέμαι - vragen, verzoeken, gevraagd worden
- σκίζω, σκίζομαι - scheuren, splijten, rijten, klieven, breken, zich uitsloven
- σκάβω, σκάβομαι - graven, spitten, omspitten, graveren, houtsnijden
- στρέφω, στρέφομαι - (rond)draaien, wenden, afwenden, zich afwenden, zich omdraaien, gericht zijn
- σφίγγω, σφίγγομαιknellen, nijpen, omknellen, omwinden, omarmen, hard maken, onder druk staan, onderdrukken (gevoelens)
- τελώ, τελούμαι - volbrengen, bevinden, vereren, huldigen, vereerd worden
- τιμάω/τιmώ, τιμώμαι - vereren, huldigen, plaatsvinden, gebeuren
- τραβάω/τραβώ, τραβιέμαι - trekken, slepen, aantrekken, bekoren, opslorpen, onttrekken ,lijden, ondergaan, betrekken (kopen)
- φοράω/φορώ, φοριέμαι - dragen (kleren), gedragen worden
- φρεσκάρω/φρεσκάρομαι - opfrissen, zichzelf opfrissen
- ψάχνω, ψάχνομαι - zoeken, doorzoeken, gezocht worden, iets opzoeken
- ψήνω, ψήνομαι - koken, bakken, roosteren
- ωφελώ, ωφελούμαι - voordeel hebben, profiteren
Grammatika - Vervoegde Regelmatige Passieve Werkwoorden
Volgorde Nederlands
- bezig zijn, bezig houden, behandelen, lastig vallen, in beslag nemen - ασχολούμαι
- denken, nadenken, overpeinzen - σκέφτομαι / σκέπτομαι
- imiteren, nadoen - μιμούμαι
- ontkennen, weigeren, afwijzen - αρνούμαι
- ontwikkelen, verbeteren, bevorderen - εξελίσσομαι
- overeenstemmen, accepteren, toestaan - δέχομαι
- prijsgeven, overboord werpen, laten varen - πετάγομαι
- proeven, smaken, genieten van - γεύομαι
- tieren, razen - μαίνομαι
- verafschuwen, haten - σιχαίνομαι
- vermaken, amuseren, onthalen - δεξιώνομαι
- verzorgen, aandacht schenken, zorgen voor - περιποιούμαι
- waarborgen, borgstellen - εγγυώμαι
- werken, arbeiden - εργάζομαι
- zich herinneren, onthouden - θυμάμαι
- zich verdedigen, terug slaan - αμύνομαι
Γραμματική - Κλιμένα Ομαλά Παθητικά Ρήματα
Ελληνική σειρά
- αμύνομαι - zich verdedigen, terug slaan
- αρνούμαι - ontkennen, weigeren, afwijzen
- ασχολούμαι - bezig zijn, bezig houden, behandelen, lastig vallen, in beslag nemen
- γεύομαι - proeven, smaken, genieten van
- δέχομαι - overeenstemmen, accepteren, toestaan
- δεξιώνομαι - vermaken, amuseren, onthalen
- εγγυώμαι - waarborgen, borgstellen
- εξελίσσομαι - ontwikkelen, verbeteren, bevorderen
- εργάζομαι - werken, arbeiden
- θυμάμαι - zich herinneren, onthouden
- μαίνομαι - tieren, razen
- μιμούμαι - imiteren, nadoen
- περιποιούμαι - verzorgen, aandacht schenken, zorgen voor
- πετάγομαι - prijsgeven, overboord werpen, laten varen
- σιχαίνομαι - verafschuwen, haten
- σκέφτομαι / σκέπτομαι - denken, nadenken, overpeinzen
Grammatika - Vervoegde Onregelmatige Actieve Werkwoorden
Volgorde Nederlands
- begrijpen, (in)zien, waarnemen - καταλαβαίνω
- bestaan, zijn - υπάρχω
- blijven, wonen, verblijven - μένω
- doen, maken - κάνω
- feliciteren - συγχαίρω
- gaan - πάω, πηγαίνω
- haasten, zich haasten, rennnen, vliegen - σπεύδω
- hebben - έχω
- hechten, sluiten (vrede, huwelijk), verbinden, aangaan (bv. strijd) - συνάπτω
- houden van (iets)/ (iets) fijn/leuk vinden - αρέσω
- leren - μαθαίνω
- moeten, noodzakelijk zijn - πρέπει
- naar boven gaan, klimmen - ανεβαίνω
- naar binnen gaan - μπαίνω
- naar buiten komen, eindigen, naar buiten gaan, uitgaan - βγαίνω
- passen bij, toebehoren - ανήκω
- staren, met open mond staan - χάσκω
- uitstrekken, spannen, leiden naar, neigen - τείνω
- variëren, verschillen, uiteenlopen, verschillend maken - ποικίλλω
- vooruitgaan, voortgaan, vorderen, vooruitgang maken - προβαίνω
- wachten, verwachten - περιμένω
- weggaan, vertrekken - φεύγω
- weten, kennen - ξέρω
- willen - θέλω
Γραμματική - Κλιμένα Ανώμαλα Ενεργητικά Ρήματα
Ελληνική σειρά
- ανεβαίνω - naar boven gaan, klimmen
- ανήκω - passen bij, toebehoren
- αρέσω - houden van (iets) / (iets) fijn/leuk vinden
- βγαίνω - naar buiten komen, eindigen, naar buiten gaan, uitgaan
- έχω - hebben
- θέλω - willen
- κάνω - doen, maken
- καταλαβαίνω - begrijpen, (in)zien, waarnemen
- μαθαίνω - leren
- μένω - blijven, wonen, verblijven
- μπαίνω - naar binnen gaan
- ξέρω - weten, kennen
- πάω, πηγαίνω - gaan
- περιμένω - wachten, verwachten
- πρέπει - moeten, noodzakelijk zijn
- ποικίλλω - variëren, verschillen, uiteenlopen, verschillend maken
- προβαίνω - vooruitgaan, voortgaan, vorderen, vooruitgang maken
- συγχαίρω - feliciteren
- συνάπτω - hechten, sluiten (vrede, huwelijk), verbinden, aangaan (bv. strijd)
- σπεύδω - haasten, zich haasten, rennnen, vliegen
- υπάρχω - bestaan, zijn
- τείνω - uitstrekken, spannen, leiden naar, neigen
- φεύγω - weggaan, vertrekken
- χάσκω - staren, met open mond staan
Grammatika - Vervoegde Onregelmatige Actieve en Passieve Werkwoorden
Volgorde Nederlands
- aanklagen, opzeggen, verbreken, aangeklaagd worden, voor het gerecht dagen - καταγγέλλω, καταγγέλλομαι
- aannemen, aanvaarden, accepteren, ontvangen, opnemen, ondernemen - αναλαμβάνω, αναλαμβάνομαι
- beoordelen, veroordelen, beslissend zijn, beoordeeld/veroordeeld worden - κρίνω, κρίνομαι
- blootleggen, blootstellen, ontdekken, blootstaan, zich blootgeven - εκθέτω, εκτίθεμαι
- drinken, gedroken worden - πίνω, πίνομαι
- geven, gegeven worden - δίνω, δίνομαι
- heten, noemen, genoemd worden - λέω, λέγομαι
- horen, gehoord worden, gehoorzamen - ακούω, ακούγομαι
- importeren, inbrengen, toevoegen, invoegen, toelaten, introduceren - εισάγω, εισάγομαι
- inbreken, verbreken, openbreken, barsten, uiteenspatten - διαρρηγνύω, διαρρηγνύομαι
- installeren, vestigen, stichten, zich vestigen - εγκαθιστώ, εγκαθίσταμαι
- inslikken, opslokken, zwelgen, opgeslokt worden, verzwolgen worden, doorslikken - καταπίνω, καταπίνομαι
- kiezen, selecteren, gekozen worden, geselecteerd worden - εκλέγω, εκλέγομαι
- laten, vergeten, verlaten, toestaan, afstaan, verschaffen, jezelf laten gaan - αφήνω, αφήνομαι
- leggen, plaatsen, stellen, opleggen, onderwerpen - θέτω, τίθεμαι
- lonen, opbrengen, vertalen, weergeven, toegeschreven worden, vergoeden, vertalen, gehecht zijn aan - αποδίδω, αποδίδομαι
- maken tot, houden voor, worden, zijn - καθιστώ, καθίσταμαι
- ontkennen, tegenspreken, weerleggen, ongelijk hebben - διαψεύδω, διαψεύδομαι
- optillen, verheffen, oplichten, opheffen, herroepen, intrekken, opgeheven worden - αίρω, αίρομαι
- overgeven, overhandigen, opgeven, zich overgeven, overhandigd worden - παραδίνω, παραδίνομαι
- plaatsen, leggen, zetten, geplaatst worden, opbergen - βάζω, βάζομαι
- stimuleren, prikkelen, opwinden, opgewonden zijn, geprikkeld worden - διεγείρω, διεγείρομαι
- toevoegen, optellen, toegevoegd worden - προσθέτω, προστίθεμαι
- vastnemen, afrukken, nemen, wegnemen, innemen, ontvangen, trouwen, gebruiken, beginnen, meenemen - παίρνω, παίρνομαι
- verbannen, wegsturen, uitzetten, verbannen worden, uigezet worden - απελαύνω, απελαύνομαι
- vibreren, pulseren, trillen, beven - πάλλω, πάλλομαι
- vinden, gevonden worden, zich bevinden - βρίσκω, βρίσκομαι
- voldoen, vullen, invullen, realiseren, waarmaken, voldoen aan - πληρώ, πληρούμαι
- zien, gezien worden, elkaar zien - βλέπω, βλέπομαι
Γραμματική - Κλιμένα Ανώμαλα Ενεργητικά και Παθητικά Ρήματα
Ελληνική σειρά
- ακούω, ακούγομαι - horen, gehoord worden, gehoorzamen
- αναλαμβάνω, αναλαμβάνομαι - aannemen, aanvaarden, accepteren, ontvangen, opnemen, ondernemen
- απελαύνω, απελαύνομαι - verbannen, wegsturen, uitzetten, verbannen worden, uigezet worden
- αποδίδω, αποδίδομαι - lonen, opbrengen, vertalen, weergeven, toegeschreven worden, vergoeden, vertalen, gehecht zijn aan
- αφήνω, αφήνομαι - laten, vergeten, verlaten, toestaan, afstaan, verschaffen, jezelf laten gaan
- βάζω, βάζομαι - plaatsen, leggen, zetten, geplaatst worden, opbergen
- βλέπω, βλέπομαι - zien, gezien worden, elkaar zien
- βρίσκω, βρίσκομαι - vinden, gevonden worden, zich bevinden
- διαψεύδω, διαψεύδομαι - ontkennen, tegenspreken, weerleggen, ongelijk hebben
- διαρρηγνύω, διαρρηγνύομαι - inbreken, verbreken, openbreken, barsten, uiteenspatten
- διεγείρω, διεγείρομαι - stimuleren, prikkelen, opwinden, opgewonden zijn, geprikkeld worden
- δίνω, δίνομαι - geven, gegeven worden
- εγκαθιστώ, εγκαθίσταμαι - installeren, vestigen, stichten, zich vestigen
- εισάγω, εισάγομαι - importeren, inbrengen, toevoegen, invoegen, toelaten, introduceren
- εκλέγω, εκλέγομαι - kiezen, selecteren, gekozen worden, geselecteerd worden
- εκθέτω, εκτίθεμαι - blootleggen, blootstellen, ontdekken, blootstaan, zich blootgeven
- θέτω, τίθεμαι - leggen, plaatsen, stellen, opleggen, onderwerpen
- καθιστώ, καθίσταμαι - maken tot, houden voor, worden, zijn
- καταγγέλλω, καταγγέλλομαι - aanklagen, opzeggen, verbreken, aangeklaagd worden, voor het gerecht dagen
- καταπίνω, καταπίνομαι - inslikken, opslokken, zwelgen, opgeslokt worden, verzwolgen worden, doorslikken
- κρίνω, κρίνομαι - beoordelen, veroordelen, beslissend zijn, beoordeeld/veroordeeld worden
- λέω, λέγομαι - heten, noemen, genoemd worden -
- παίρνω, παίρνομαι - vastnemen, afrukken, nemen, wegnemen, innemen, ontvangen, trouwen, gebruiken, beginnen, meenemen
- πάλλω, πάλλομαι - vibreren, pulseren, trillen, beven
- παραδίνω, παραδίνομαι - overgeven, overhandigen, opgeven, zich overgeven, overhandigd worden
- παρατείνω, παρατείνομαι - verlengen, voortzetten, rekken, verlengd worden, uitgebreid worden
- πίνω, πίνομαι - drinken, gedroken worden
- πληρώ, πληρούμαι - voldoen, vullen, invullen, realiseren, waarmaken, voldoen aan
- προσθέτω, προστίθεμαι - toevoegen, optellen, toegevoegd worden
Grammatika - Vervoegde Onregelmatige Passieve Werkwoorden
Volgorde Nederlands
- aanvallen, uithalen, aggressief zijn - επιτίθεμαι
- aanwezig zijn, bijwonen, bijstaan, deelnemen - παρίσταμαι
- bevrijd worden, vrijgesteld zijn - απαλλάσσομαι
- gehinderd worden, gestoord worden, onderbroken worden - διακόπτομαι
- geschaakt worden (van bruid), gestolen worden - κλέβομαι
- ineenstorten, breken, inslaan, teneerslaan - συντρίβομαι
- komen, naderen, aankomen - έρχομαι
- onderschept worden, afgeluisterd worden, geremd worden, gestolen worden - υποκλέπτομαι
- op-/af-gegraven worden, gedolven worden - ανασκάπτομαι
- ontploffen, uitbarsten, exploderen - εκρήγνυμαι
- proberen, pogen, een aanslag plegen - αποπειρώμαι
- recht hebben op, aanspraak maken op, verdienen - δικαιούμαι
- respecteren, waarderen, achten - σέβομαι
- snijden, scheuren, knippen, zagen - κόβομαι
- schijnen, blijken, lijken - φαίνομαι
- slaags raken, ruziën, vechten, verbinden - συμπλέκομαι
- tegenstaan, tegengaan, bestand zijn - ανθίσταμαι
- verrast worden - εκπλήττομαι, εκπλήσσομαι
- voelen - αισθάνομαι
- wensen, toewensen, zegenen, bidden - εύχομαι
- worden, zijn, bestaan, gebeuren - γίνομαι
- zich schamen - ντρέπομαι
- zijn - είμαι
- zitten, gaan zitten, zinken - κάθομαι
Γραμματική - Κλιμένα Ανώμαλα Παθητικά Ρήματα
Ελληνική σειρά
- αισθάνομαι - voelen
- ανασκάπτομαι - op-/af-gegraven worden, gedolven worden
- ανθίσταμαι - tegenstaan, tegengaan, bestand zijn
- απαλλάσσομαι - bevrijd worden, vrijgesteld zijn
- αποπειρώμαι - proberen, pogen, een aanslag plegen
- γίνομαι - worden, zijn, bestaan, gebeuren
- διακόπτομαι - gehinderd worden, gestoord worden, onderbroken worden
- δικαιούμαι - recht hebben op, aanspraak maken op, verdienen
- είμαι - zijn
- εκπλήττομαι, εκπλήσσομαι - verrast worden
- επιτίθεμαι - aanvallen, uithalen, aggressief zijn
- εκρήγνυμαι - ontploffen, uitbarsten, exploderen
- έρχομαι - komen, naderen, aankomen
- εύχομαι - wensen, toewensen, zegenen, bidden
- κάθομαι - zitten
- κόβομαι - snijden, scheuren, knippen, zagen
- κλέβομαι - geschaakt worden (van bruid), gestolen worden
- ντρέπομαι - zich schamen
- παρίσταμαι - aanwezig zijn, bijwonen, bijstaan, deelnemen
- σέβομαι - respecteren, waarderen, achten
- συμπλέκομαι - slaags raken, ruziën, vechten, verbinden
- συντρίβομαι - ineenstorten, breken, inslaan, teneerslaan
- υποκλέπτομαι - onderscheppen, afluisteren, verduisteren, stelen
- φαίνομαι - schijnen, blijken, lijken