αίρω, αίρομαι. |
optillen, verheffen, oplichten, opheffen, herroepen, intrekken, opgeheven worden |
ακούω, ακούγομαι. |
horen, gehoord worden |
αναλαμβάνω, αναλαμβάνομαι |
aannemen, aanvaarden, accepteren, ontvangen, opnemen, ondernemen |
απελαύνω, απελαύνομαι. |
verbannen, wegsturen, uitzetten, verbannen worden, uigezet worden |
αφήνω, αφήνομαι. |
laten, vergeten, verlaten, toestaan, afstaan, verschaffen, jezelf laten gaan |
βάζω, βάζομαι |
plaatsen, leggen, zetten, geplaatst worden, opbergen |
βλέπω, βλέπομαι |
zien, gezien worden, elkaar zien |
βρίσκω, βρίσκομαι |
vinden, gevonden worden, zich bevinden |
διαρρηγνύω, διαρρηγνύομαι |
inbreken, verbreken, openbreken, barsten, uiteenspatten |
διαψεύδω, διαψεύδομαι |
ontkennen, tegenspreken, weerleggen, ongelijk hebben |
διεγείρω, διεγείρομαι |
stimuleren, prikkelen, opwinden, opgewonden zijn, geprikkeld worden |
δίνω, δίνομαι |
geven, gegeven worden |
εγκαθιστώ, εγκαθίσταμαι |
installeren, vestigen, stichten, zich vestigen |
εισάγω, εισάγομαι |
importeren, inbrengen, toevoegen, invoegen, toelaten, introduceren |
εκλέγω, εκλέγομαιι |
kiezen, selecteren, gekozen worden, geselecteerd worden |
εκθέτω, εκτίθεμαι |
blootleggen, blootstellen, ontdekken, blootstaan, zich blootgeven |
θέτω, τίθεμαι |
leggen, plaatsen, stellen, opleggen, onderwerpen |
καθιστώ, καθίσταμαι |
maken tot, houden voor, worden, zijn |
καταγγέλλω, καταγγέλλομαι |
aanklagen, opzeggen, verbreken, aangeklaagd worden, voor het gerecht dagen |
καταπίνω, καταπίνομαι |
inslikken, opslokken, zwelgen, opgeslokt worden, verzwolgen worden, doorslikken |
κρίνω, κρίνομαι |
beoordelen, veroordelen, beslissend zijn, beoordeeld/veroordeeld worden |
λέω, λέγομαι |
heten, noemen, genoemd worden |
παίρνω, παίρνομαι |
vastnemen, afrukken, nemen, wegnemen, innemen, ontvangen, trouwen, gebruiken, beginnen, meenemen |
πάλλω, πάλλομαι |
vibreren, pulseren, trillen, beven, grillen |
παραδίνω, παραδίνομαι |
overgeven, overhandigen, opgeven, zich overgeven, overhandigd worden |
παρατείνω, παρατείνομαι |
verlengen, voortzetten, rekken, verlengd worden, uitgebreid worden |
πίνω, πίνομαι |
drinken, gedroken worden |
πληρώ, πληρούμαι |
voldoen, vullen, invullen, realiseren, waarmaken, voldoen aan |
προσθέτω, προστίθεμαι |
toevoegen, optellen, toegevoegd worden |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |
. |