Tijden - wijzen |
Actieve Vorm |
Aantonende wijs |
Enkelvoud |
Meervoud |
Onvoltooid tegenwoordige tijd |
έχω |
έχουμε, έχομε |
έχεις |
έχετε |
έχει |
έχουν(ε) |
Onvoltooid verleden tijd |
είχα |
είχαμε |
είχες |
είχατε |
είχε |
είχαν(ε) |
Aoristus |
|
|
|
|
|
|
Voltooid tegenwoordige tijd |
|
|
|
|
|
|
Voltooid verleden tijd |
|
|
|
|
|
|
Toekomende tijd (1) |
θα έχω |
θα έχουμε, θα έχομε |
θα έχεις |
θα έχετε |
θα έχει |
θα έχουν(ε) |
Toekomende tijd (2) |
|
|
|
|
|
|
Voltooid toekomende tijd |
|
|
|
|
|
|
Aanvoegende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd |
να έχω |
να έχουμε, να έχομε |
να έχεις |
να έχετε |
να έχει |
να έχουν(ε) |
Aoristus |
|
|
|
|
|
|
Voltooid tegenwoordige tijd |
|
|
|
|
|
|
Gebiedende wijs |
|
Tegenwoordige tijd |
έχε |
έχετε |
Aoristus |
|
|
Deelwoord |
|
Tegenwoordige tijd |
έχοντας |
Voltooid tegenwoordige tijd |
|
Onbepaalde wijs |
|
Aoristus |
|
«έχω» is een onregelmatig werkwoord, waarvan alleen de onvoltooid tegenwoordige tijd regelmatig is. Het wordt evenals «είμαι = zijn» gebruikt als hulpwerkwoord bij de vorming van voltooide tijden. Zelf heeft «έχω» geen voltooide tijden, geen passieve vorm, geen 2de stam en dus geen verschil in aspect.
Enkele voorbeelden van «έχω» als werkwoord:
- De zinnen 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 zijn in de onvoltooid tegenwoordige tijd van de aantonende wijs. In zin 6 heeft «έχω» de betekenis van zich ergens bevinden.
- Zin 2 is in de onvoltooid verleden tijd
- Zin 9 is in de onvoltooid toekomende tijd (geen aspect)
- Zin 10 is in de onvoltooid tegenwoordige tijd en de betekenis van «έχω» is hier moeten en noodzakelijk zijn.
Enkele voorbeelden van «έχω» als hulpwerkwoord:
De voltooide tijden komen in het MG niet zo vaak voor als in het Nederlands. Ze worden gevormd met behulp van het hulpwerkwoord «έχω = hebben». Ze worden alleen gebruikt als de situatie, die het werkwoord aangeeft, in het heden plaats vindt. De handeling of gebeurtenis heeft zich echter in het verleden afgespeeld. We hebben hier te maken met het aspect dat een resultaat van een situatie uitdrukt.
- De zinnen 1, 3,en 4 zijn in de voltooid tegenwoordige tijd. De vormen van het werkwoord zijn in zin 3 passief «ζαλίζομαι = duizelig worden» en in zin vier actief «ζαλίζω = duizelig zijn»
- De zinnen 2 en 5 zijn in de voltooid verleden tijd.
- Zin 6 is in de voltooid toekomende tijd.
- In zin 7 wordt een onvervulde wens uitgedrukt met behulp van het partikel «να». Het is, samen met het werkwoord «κερδίζω - winnen, overwinnen, verdienen», vervoegd in de 1ste persoon meervoud van de voltooid verleden tijd
- Zin 8 drukt met het partikel «ας», het werkwoord «βγαίνω» en het hulpwerkwoord «έχω» een aansporing uit. De vervoeging is in de voltooid tegenwoordige tijd.
- Zin 9 is een gebeurtenis in het verleden, die door de spreker in het heden verteld wordt, waardoor de bijzin in een voltooid tegenwoordige tijd staat.
- Hetzelfde geldt voor zin 10 waarbij de hoofdzin in de voltooid verleden toekomende tijd staat. De bijzin is in de voltooid verleden tijd.