De Griekse werkwoorden worden o.a. vervoegd naar persoon en enkel- en meervoud (en ook naar de tijd, de vorm, het aspect en in zekere zin de wijs). Op deze pagina zullen we de persoon en het enkel- en meervoud nader toelichten.
- De persoon is een grammaticale categorie die aangeeft of het onderwerp van de zin de spreker is, de gesprekspartner of een toehoorder (een derde persoon die niet aan het gesprek deelneemt) in een spreeksituatie.
- Het enkel- en meervoud toont aan of het onderwerp verwijst naar een of meer personen of dingen.
- De persoon en het enkel- en meervoud geven informatie over het onderwerp van een zin. Deze informatie komt tot uiting in de uitgang van een werkwoord en is te zien in het persoonlijk voornaamwoord, dat soms expliciet voor een werkwoord geplaatst wordt.
- De persoon onderscheidt zich in de eerste, tweede en derde persoon enkel- en meervoud:
Persoon | Enkelvoud | Persoon | Meervoud | ||
---|---|---|---|---|---|
1ste pers. | εγώ | ik | 1ste pers. | εμείς | wij |
2de pers. | εσύ | jij | 2de pers. | εσείς * | jullie / u |
3de pers. | αυτός, αυτή, αυτό | hij / zij | 3de pers. | αυτοί, αυτές, αυτά | zij |
* De tweede persoon meervoud wordt ook gebruikt op een beleefde of respectvolle manier, als we bv. spreken met iemand die we niet goed kennen of als iemand ouder is dan wij.
Voorbeelden in het enkelvoud:
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Η Πόπη μαγειρεύει κάθε μέρα. | Poppie kookt elke dag. |
2Μαγειρεύει κάθε μέρα. | Hij/Zij kookt elke dag. |
3Ο Γιάννης δουλεύει στον κήπο του. | Jan werkt in zijn tuin. |
4Δουλεύει στον κήπο του. | Hij werkt in zijn tuin. |
- In zin 1 is de persoon «Πόπη» (in het enkelvoud en tevens het onderwerp). Het werkwoord «μαγειρεύω» is vervoegd in de 3de persoon van de o.t.t. Wanneer het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is, zoals in zin 2, wordt dat als regel in veel gevallen weggelaten (hier het pers.vnw, «αυτή» - zij), hetgeen zal resulteren in zinnen zonder een duidelijk aangegeven onderwerp.
- De persoon in zin 3 is «Γιάννης» (in het enkelvoud en tevens het onderwerp). Het werkwoord «δουλεύω»is vervoegd in de 3de persoon van de o.t.t. Zin 4 verschilt van zin 2, omdat het bezittelijke voornaamwoord «του» - zijn aangeeft dat het onderwerp een man is.
Voorbeelden in het meervoud:
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Ο Γιάννης και η Πόπη δεν ταξιδεύουν πολύ. | Jan en Poppie reizen niet veel. |
2Πηγαίνουμε στο αεροδρόμιο. | We gaan naar het vliegveld. |
3Εσείς δεν θα της το δείξετε. | Jullie zullen/ U zult het haar niet laten zien. |
4Έφυγαν * πριν από το σκοτάδι. | Zij gingen weg voor het donker. |
- In zin 1 zijn de personen duidelijk: «Ο Γιάννης και η Πόπη»,dus zij. Het werkwoord «ταξιδεύω» is in de 3de persoon meervoud van de o.t.t.vervoegd
- «εμείς» in zin 2 is weggelaten, omdat het werkwoord «πηγαίνω» in de 1ste persoon meervoud van de o.t.t. vervoegd is. Het werkwoord zelf geeft de persoon (wij) aan en het meervoud ervan.
- «εσείς» in zin 3 wordt genoemd en benadrukt zodoende dat het werkwoord «δείχνω» in de 2de persoon meervoud van de o.t.t. vervoegd moet worden.
- In zin 4 is het niet duidelijk of zij mannelijk of vrouwelijk zijn. Het werkwoord «φεύγω» is vervoegd in de 3de persoon meervoud van de aoristus verleden tijd, hetgeen betekent dat een momentaan aspect gebruikt is.
* Als de stam-vorm van het werkwoord één lettergreep heeft, begint met een medeklinker en beëindigt gaat worden met één lettergreep dan wordt de vorm voorafgegaan door de lettergreep «ε-» met daarop het accent. In de verleden tijd van een bedrijvend (actief) werkwoord behoort het accent te vallen op de derde lettergreep van achter, terwijl bij de niet-verleden tijden van een bedrijvend werkwoord het accent op dezelfde lettergreep blijft. De toevoeging heet het augment en betekent uitbreiding of vergroting
Dit augment wordt gewoonlijk alleen gebruikt bij de twee verleden tijden van het actieve werkwoord, de onvoltooid verleden tijd en de aoristus.
Uitgebreide tekst en uitleg van de persoonlijke voornaamwoorden en de bezittelijke voornaamwoorden
Enkele voorbeeldzinnen:
In de eerste zin is het duidelijk dat de persoon en het meervoud van het werkwoord overeenkomt met het onderwerp (ο Γιάννης και η Πόπη) van de zin. De tweede zin is in de 2de persoon enkelvoud van de toekomende tijd (2) gebruikt van het werkwoord «λέω». We spreken tegen onze gesprekspartner jij:
1Ο Γιάννης και η Πόπη ποτίζουν τα λουλούδια τους κάθε πρωί. | Jan en Poppie geven elke morgen hun bloemen water. |
2Εσύ δεν θα της πεις τίποτα. | Jij zult haar niets zeggen. |
In de volgende zinnen zijn de werkwoorden «συμφωνώ», «ενδιαφέρομαι» en «κάνω» respectievelijk vervoegd in de 1ste persoon meervoud (wij), in de 1st persoon meervoud (ons) en in de 3de persoon enkelvoud vervoegd. De persoonlijke voornaamwoorden van zin 1 zijn vermeld met «εγώ», «εσύ» (wij), «μας» (ons) en «αυτός» (hij). In zin 2 ontbreken de persoonlijke voornaamwoorden «αυτός» of «αυτή» en kunnen we niet zien of het hier het mannelijke- of vrouwelijke geslacht betreft:
1Αφού εσύ κι εγώ συμφωνούμε, δεν ενδιαφερόμαστε τι λέει άυτος. | Nadat jij en ik het eens zijn, interesseert het ons niet wat hij zegt. |
2Κάνει πως δεν το θέλει | Hij/zij doet alsof hij/zij het niet wil. |
We spreken over een derde persoon enkelvoud, «αυτός» hij (zin 1) en de 2de persoon meervoud «εσείς» jullie (zin 2) en we zien de werkwoorden «δουλεύω» en «φταίω» naar deze persoonsvormen zijn vervoegd:
1Αυτός δουλεύει σ'ένα εργαστάσιο. | Hij werkt in een fabriek. |
2Εσείς φταίτε για όλα αυτά. | Jullie hebben (of: U heeft) daar de schuld van. |
In de volgende zinnen worden de persoonlijke voornaamwoorden u of jullie (zin 1) en «εγώ» (zin 2) vermeld. Dit wordt gedaan als we de persoon willen benadrukken:
1Εσείς πότε θα πάτε στην εκδήλωση; | Wanneer gaat u naar de vergadering? |
2Εγώ πάντως έχω μια διαφορετική γνώμη γι'αυτό. | Ik heb er echter een andere mening over. |
Als we beleefd of respectvol willen zijn, gebruiken we de 2de persoon meervoud (zin 1). In zin 2 wordt «θρησκευτική» gebruikt, waarvan we aan de uitgang «-η» kunnen zien dat deze vraag aan een vrouw gesteld wordt:
1Πιστεύετε σ'αυτό που σας είπε η Ελένη; | Gelooft u (of: geloven jullie) in wat Helen u (of: jullie) vertelde? |
2Είστε θρησκευτική και πηγαίνετε στην εκκλησία κάθε Κυριακή; | Bent u religieus en gaat u elke zondag naar de kerk? |
Als de zin vaag, onduidelijk of algemeen is wordt in het MG vaak de 2de persoon gebruikt. Hier in zin 1 met «περνάς», in de 2de persoon enkelvoud van het werkwoord «περνάω», i.p.v. «... περνά κανείς (men)...». En in zin 2 met «τρως» in de 2de persoon enkelvoud van het werkwoord «τρώω», i.p.v. «...τρώει κανείς φτηνά...»:
1Με τον Γιάννη περνάς πάντα πολύ καλά. | Met Jan kan men altijd heel goed overweg. |
2Στο εστιατόριο αυτό τρως φτηνά και καλά. | In dat restaurant kan men goedkoop en goed eten. |
Voor deze zinnen geldt eigenlijk hetzelfde als de vorige. In het MG zegt men niet vaak «Από πού πάει κανείς (gaat men)...» zoals in zin 1 en in zin 2 «... πού πουλάει κανείς (verkoopt men)...». Voor beide zinnnen wordt hier de 3de persoon meervoud gebruikt:
1Από πού πάνε στην Κόρινθο; | Waar vandaan gaat men naar Korinthe? |
2Μπορείτε να μου πείτε πού πουλάνε λουλούδια εδώ; | Kunt u me zeggen waar men hier bloemen verkoopt? |
Als we iemand op een vriendelijke manier benaderen wordt in het MG de 3de persoon enkelvoud gebruikt, zoals in zin 1 met het werkwoord «προτιμάω», i.p.v. «τι προτιμάς...». In zin 2 met het werkwoord «κάνω», i.p.v. «τι κάνεις...»:
1Τι προτιμάει, ο φίλος; | Waaraan geef je de voorkeur, vriend? |
2Τι κάνει ο ασθενής μας σήμερα; | Hoe gaat het met onze patient vandaag? |
Hetzelfde geldt voor een enigszins vijandige benadering, zoals in zin 1, i.p.v. «τι θέλετε...» en in zin 2, «τι θα ήθελες...» met het werkwoord «θέλω» wordt de 3de persoon enkelvoud in beide zinnen gebruikt:
1Τι θέλει η κυρία; | Wat wil mevrouw? of Wat wil de dame? |
2Τι θα ήθελε ο κύριος; | Wat zou mijnheer willen? |
Bij instructies zoals bv. in kookrecepten wordt de 1ste persoon meervoud gebruikt., i.p.v. de gebiedende wijs:
1Βάζουμε ένα κιλό αλέυρι και το ανακατεύουμε με λίγο νερό. | Voeg een kilo bloem toe en meng het met een beetje water. |
2Πρώτα καθαρίζουμε το ψάρι και ύστερα το αλατίζουμε. | Maak eerst de vis schoon en doe er daarna zout op. |
Als we willen aantonen dat we emotioneel bij iets betrokken zijn wordt in het MG het werkwoord benadrukt en wordt de 1ste persoon meervoud gebruikt, i.p.v. de 2de persoon enkelvoud of meervoud. In zin 1 wordt het passieve werkwoord «αισθάνομαι» en in zin 2 het actieve werkwoord «περνάω» vervoegd in resp. de 1ste persoon meervoud van en de o.t.t. en de aoristus v.t.(afgesloten gebeurtenis):
1Πώς αισθανόμαστε σήμερα; | Hoe voelen we ons vandaag? Hoe voelt u zich vandaag? |
2Πώς περάσαμε χθες; | Hoe verging het jullie gisteren? |
Er is een categorie werkwoorden in de derde persoon enkelvoud, gewoonlijk zonder onderwerp, die we de onpersoonlijken «απρόσωπα» noemen:
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
αξίζει | het is het waard |
απογορεύεται | het is verboden |
επείγει | het is dringend |
επιτρέπεται | het is toegestaan |
μπορεί | het kan, het is mogelijk |
πρέπει | het moet, het is noodzakelijk |
πρόκειται | het is waarschijnlijk |
φαίνεται | het schijnt |
Natuurverschijnselen
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
αστράφτει | het licht |
βραδιάζει | het wordt avond |
βρέχει | het regent |
βροντάει | het onweert |
νυχτώνει | het wordt donker |
ξημερώνει | het wordt dag |
φυσάει | het waait |
χιονίζει | het sneeuwt |
ψιχαλίζει | het motregent |
Natuurverschijnselen met «κάνει»
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
κάνει ζέστη | het is heet |
κάνει καλή μέρα | het is een mooie dag |
κάνει κρύο | het is koud |
κάνει παγωνιά | het vriest |
κάνει ψύχρα | het is koel |
De 3de persoon enkelvoud van «είμαι» (in de betekenis van het is...) in onpersoonlijke zinnen:
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
Είναι σίγουρο ότι θα βρέξει. | Het is zeker dat het gaat regenen. |
Είναι κρίμα που δεν ήρθε. | Het is jammer dat hij niet kwam. |
De 3de persoon enkelvoud van «έχω» (in de betekenis van er is...) in onpersoonlijke zinnen:
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
Έχει πολύ φασαρία στο σπίτι μας. | Er is veel herrie in ons huis. |
Έχει ψάρια απόψε; | Is er vis vanavond? |
Onpersoonlijke werkwoorden met een persoonlijk voornaamwoord in de 2de naamval:
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
Δεν του αρέσει να σκέφτεται. | Hij houdt niet van nadenken. |
Δε μου κάνει κέφι. | Ik heb er geen zin in. |
Onpersoonlijke werkwoorden met een persoonlijk voornaamwoord in de 4de naamval:
3de persoon enkelvoud | Betekenis |
---|---|
Δεν με πειράζει να πάω. | Ik vind het niet erg om te gaan. |
Μ'ενοχλεί που δεν το πρόβλεψα. | Het zit me dwars dat ik het niet voorzag. |