• De slot «-ν» in de 4de naamval mannelijk en vrouwelijk van het bepaalde en onbepaalde lidwoorden wordt altijd gebruikt voor klinkers en meestal voor de volgende medeklinkers en combinaties: «κ, ξ, π, τ, ψ,μπ, ντ, γκ, τζ en τσ», bijv. de 4de naamval van «η αγάπη» is «την αγάπη» - de geliefde. De «-ν» mag weggelaten worden voor: «β, γ, δ, ζ, θ, μ, ν, λ, ρ, σ, χ en φ» bijv. de 4de naamval van «το νησί» is «το(ν) νησί» - eiland
  • Soms kan de laatste klinker van het bepaalde lidwoord of de beginklinker van het erop volgende woord naar keuze worden weggelaten, bijv. «το όνομα» wordt dan «τ'όνομα» - de naam. Dit gebeurt in de 1ste en 4de naamval van het onzijdige enkel- en meervoud.
  • Bij het beschrijven van situaties met de voorzetsels op, in, bij en naar, wordt het voorzetsel «σε» ingekort tot «σ'» en samengevoegd met het bepaalde lidwoord tot «στον», «στην», «στα» etc.
  • De voorzetsels zijn in het Grieks evenals in het Nederlands, onverbuigbaar. Ze kunnen voor een zelfstandig naamwoorden of persoonlijk voornaamwoorden in de 2de en 4de naamval geplaatst worden, eventueel in combinatie met een lidwoord of bijvoegelijk naamwoord. De belangrijkste voorzetsels zijn «από» en «σε»:
  • De regelmatige werwoorden bestaan uit twee groepen t.w. groep A. de eerste vervoeging met de actieve werkwoorden eindigend op «-ω» (in de o.t.t.) en de passieve werkwoorden die op «-ομαι» eindigen en groep B. de tweede vervoeging met de actieve werkwoorden eindigen op «-ώ» of «-άω» en de passieve werkwoorden op «-ιέμαι» en met actieve werkwoorden die eidigen op«-ώ» of «-έω» en de passieve werkwoorden op «-ούμαι», zie werkwoorden - Eerste vervoeging A en werkwoorden - Tweede vervoeging B.
  • Het is van belang dat bij het vervoegen van de het werkwoord, de stam of stammen ervan ook worden geleerd, omdat de werkwoorden een zeer complex deel zijn van de Modern Griekse vormleer. Het is daarom belangrijk dat we een onderscheid weten te maken tussen de uitgang van het werkwoord en de stam, zie pagina de stam.
Enkele dagelijks gebruikte uitdrukkingen in het Grieks:
  • χάρηκα!
  • εντάξει!
  • δεν πειράζει!
  • κάνεις λάθος!
  • με συγχωρείτε!
  • συγνώμη!
  • leuk, fijn!
  • OK!
  • het geeft niet!
  • jij vergist je!
  • sorry! of pardon!
  • sorry! (na een gemaakte fout)
Enkele uitroepen:
  • α!, ποπό!, ω!
  • μακάρι!, είθε!, άμποτε!
  • μπράβο!, εύγε!, ζήτω!
  • χα, χα, χα!
  • ε!, ου!!
  • bij: bewondering
  • bij: wensen
  • bij: prijzen, loven, waarderen
  • bij: vreugde
  • bij: bespotten
Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap van een naamwoord weergeeft. Dat is meestal een zelfstandig naamwoord. Ze kunnen op twee manieren voorkomen, t.w.:

  • Als bijvoeglijke bepaling van een zelfstandig naamwoord. In dit geval komt het in geslacht, vorm en getal overeen met het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort.
  • Als naamwoordelijk deel van het gezegde. In dit geval wordt het als gezegde gebruikt en komt het in geslacht en getal overeen met het onderwerp.

Het onderwerp is in het laatste geval altijd in de nominatief.

De bijvoeglijke naamwoorden worden verbogen in het Grieks en dienen in geslacht, naamval en in enkel- en meervoud overeen te komen met het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord waar ze bij horen.

Het accent blijft de gehele verbuiging op dezelfde lettergreep, met uitzondering van enkele gevallen in de genitief meervoud waarbij het accent verschuift van de derde lettergreep van achter naar de voorlaatste lettergreep.

Bijvoeglijke naamwoorden zijn de basis voor het vormen van de trappen van vergelijking en voor een groot aantal bijwoorden.

Enkele zinnen:

Grieks Nederlands
01. Τα παλιά δρομάκια της Αθήνας είναι στενά. De oude straatjes van Athene zijn smal.
02.Η ελληνική γλώσσα είναι δύσκολη. De griekse taal is moeilijk.
03. Ο όμορφος κήπος είναι . De prachtige tuin is achter het huis.
04. Ο κήπος πίσω από το σπίτι είναι όμορφος. De tuin achter het huis is prachtig.
05. Ο καιρός στον Ιανουάριο είναι κρύος. Het weer in januari is koud.
06. Είναι παιδί με καλή καρδιά. Hij is een kind met een goed hart.
07. Τα αυγά για πρωινό είναι βραστά. De eieren voor het ontbijt zijn gekookt.
08. Είναι η τελευταία μας ελπίδα. Het is onze laatste hoop.
09. Ο αέρας περνάει από τα ανοιχτά παράθυρα. De wind komt door de open vensters.
10. Ο ουρανός είναι γαλάζιος εδώ το καλοκαίρι. De lucht is hier blauw in de zomer.
Tekst en uitleg over de zinnen:
  • In zin 1 staan twee bijvoeglijke naamwoorden t.w. het eerste «παλιός». Dit bijvoeglijke naamwoord behoort tot de groep eindigend op «-ος,- α, -ο» in de nominatief enkelvoud. Het hoort in dit geval bij het onzijdige zelfstandig naamwoord «το δρομάκι». De zinsnede «τα παλιά δρομάκια» staat in het meervoud en is tevens het onderwerp van de zin. Het onzijdige meervoud van «παλιός» is «παλιά». Het tweede bijvoeglijke naamwoord in deze zin is «στενός», het behoort tot de groep bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op «-ος, -η, -ο» in de nominatief enkelvoud. Het naamwoordelijke gezegde is «είναι στενά» en het naamwoordeljke deel «στενά zegt iets over het zelfstandige naamwoord «τα δρομάκια», waardoor de verbuiging ook in de nominatief van het onzijdige meervoud is.
  • In zin 2 staan twee bijvoeglijke naamwoorden t.w. «ελληνικός» en «δύσκολος», beiden behoren tot de group eindigend op «-ος, -η, -ο», alleen is de klemtoon verschillend. Het eerste is de bijvoeglijke bepaling van het zelfstandige naamwoord «η γλώσσα» en het tweede het naamwoordelijke deel van het naamwoordelijke gezegde «είναι δύσκολη». Beide verbogen in nominatief van het vrouwelijke enkelvoud.
  • In zin 3 is «όμορφος» de bijvoeglijke bepaling bij «ο κήπος». In deze zin is «είναι» gewoon het gezegde, want de betekenis is hier de tuin bevindt zich achter het huis, dus fungeert het werkwoord «είμαι» niet als koppelwerkwoord. In zin 4 is «όμορφος» het naamwoordelijκe deel van het naamwoordelijke gezegde «είναι όμορφος». Het behoort tot de groep bijvoeglijke naamwoorden eindigend op «-ος, -η, -ο» en beiden staan in de nominatief enkelvoud, omdat het in zin 3 behoort tot het onderwerp «ο όμορφος κήπος» en in zin 4 zegt het iets over het onderwerp «ο κήπος». «πίσω από το σπίτι» is in beide gevallen een bijwoordelijke bepaling van plaats, want de vraag waar is de tuin kan gesteld worden.
  • In zin 5 is «είναι κρύος» het naamwoordelijke gezegde and «κρύος» het naamwoordelijke deel in de nominatief enkelvoud. Het is een bijvoeglijk naamwoord uit de groep eindigend op «-ος,- α, -ο» en zegt iets over het onderwerp «ο καιρός» en wordt derhalve hetzelfde verbogen.
  • In zin 6 is «είναι παιδί με καλή καρδιά» het naamwoordelijke gezegde. Het werkwoordeljke deel is «είναι» en «παιδί με καλή καρδιά» het naamwoordelijke deel, het zegt namelijk iets over het onderwerp het. Het bijvoeglijke naamwoord «καλός» behoort tot de groep eindigend op «-ος, -η, -ο» en «η καρδιά» is een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.
  • «βραστός» in zin 7 behoort tot de groep bijvoeglijke naamwoorden eidigend op «-ος, -η, -ο» en is «βραστά» het naamwoordelijke deel van het gezegde. Het staat in de nominatief meervoud en het zegt iets over het onderwerp «τα αυγά».
  • In zin 8 is «η τελευταία μας ελπίδα» een naamwoordelijk deel van het gezegde en wordt de nominatief gebruikt. «τελευταίος» behoort tot de groep bijvoeglijke naamwoorden eindigend op «-ος,- α, -ο». «ελπίδα» is een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.
  • In zin 9 kan er gevraagd worden: waar kwam de wind door? Het antwoord is «τα ανοιχτά παράθυρα», dus is dat het lijdend voorwerp en wordt hier de accusatief gebruikt. «ανοιχτός» behoort tot de groep bijvoeglijke naamwoorden eindigend op «-ος, -η, -ο» en «το παράθυρο» is het onzijdige zelfstandig naamwoord.
  • In zin 10 behoort «γαλάζιος» tot de groep bijvoeglijke naamwoorden eindigend op «-ος,- α, -ο» en is een naamwoordelijk deel van het gezegde. Het wordt evenals het onderwerp «ο ουρανός» verbogen in de nominatief enkelvoud».

In bovenstaande zinnen wordt «είμαι» vaak als koppelwerkwoord gebruikt, met als gevolg dat we met een naamwoordelijk gezegde te maken hebben. Zie ook het schema in les 4 over dit gezegde naamwoordelijk gezegde.

De pagina met de bijvoeglijke naamwoorden eindigend op «-ος, -η, -ο» en «-ος,- α, -ο» is hier te vinden.

Bijwoorden

Bijwoorden kunnen werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, andere bijwoorden, zelfstandige naamwoorden, getallen en hoeveelheden wijzigen. Een bijwoord geeft extra informatie aan een zin over de begrippen plaats, tijd, wijze, hoeveelheid of getal, ontkenning of bevestiging en twijfel of aarzeling, en zelfs over een hele zin.

Bijwoorden zijn onverbuigbaar en hebben ook trappen van vergelijking, zoals de bijvoeglijke naamwoorden

Er zijn bijwoorden:

type grieks nederlands
van plaats απέναντι tegenover
ανάμεσα tussen
δίπλα naast
εδώ hier
εκεί er, daar
μακριά ver
van tijd αμέσως onmidelijk
αργά laat
αύριο morgen
κιόλας al, reeds
νωρίς vroeg
σήμερα vandaag
van manier, wijze αλλιώς anderszins
γρήγορα snel
έτσι zo, dus
μαζί samen, tesamen
van hoeveelheid αρκετά genoeg, heel
λίγο weinig
λίγο erg, veel
van bevestiging ναι ja
μάλιστα zeker, zelfs
van twijfel of aarzeling ίσως misschien
μη(ν) niet (doen)
van ontkenning δε(ν) niet
όχι nee
Van elk type bijwoord een voorbeeld:
Grieks Nederlands
1. Το μαγαζί είναι εκεί. De winkel is daar.
2. Έλα εδώ αμέσως. Kom onmiddelijk hier.
3. Μιλούν μαζί. Zij spreken samen.
4. Διαβάζει πολλά βιβλία. Hij/zij leest veel boeken.
5. Μάλιστα, αυτό είναι θετικό. Zeker, dat is definitief.
6. Ίσως θα έρθω στις οκτώ Misschien kom ik om 8 uur.
7. Δεν το παίρνεις. Je krijgt het niet.

Volledige uitleg van de bijwoorden.

Er zijn bijwoorden die verkregen zijn van vier verschillende groepen bijvoeglijke naamwoorden. Een van die groepen is die met de uitgang op «-ος, -η, -ο».

Bijwoorden verkregen van bijvoeglijke naamwoorden met de uitgang op «-ος, -η, -ο»
bijwoord nederlands bijv. naamw. nederlands
αργά laat, langzaam αργός, -η, -ο langzaam, traag
δυνατά sterk, luid δυνατός, -ή, -ό sterk, krachtig
χωριστά afzonderlijk χωριστίος, -η, -ο apart
φτηνά goedkoop φτηνός, -ή, -ό goedkoop
Een paar voorveelden in zinnen:
Grieks Nederlands
1. Ποτέ δεν είναι αργά. Het is nooit te laat.
2. Μιλούν δυνατά. Zij spreken luid.
3. Ζούν χωριστά. Ze leven gescheiden.
4. Αυτό δεν κοστίζεις φτηνά. Dat komt je duur te staan.
  • «ποτέ», in zin 1, is ook een bijwoord (van tijd)
  • Zin 4,letterlijk vertaald: Dat is (kost) niet goedkoop

Tekst en uitleg over de bijwoorden verkregen van bijvoeglijke naamworden

In deze les worden de volgende werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, voorzetsels, lidwoorden, bijwoorden en bijvoeglijke, persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden gebruikt, incl. b.g. notities en de bijwoorden in de schema´s, in zinnen gebruikt:
Grieks Nederlands
betekenig woordsoort
διαβάζω lezen, leren regelmatig werkwoord met actieve en passieve vormen
έρχομαι komen, aankomen, inkomen onregelmatig werkwoord in de passieve vorm
ζω leven, wonen regelmatig werkwoord in de actieve vorm
κοστίζω kosten regelmatig werkwoord in de actieve vorm
μιλάω, μιλώ spreken, praten regelmatig werkwoord met actieve en passieve vormen
περνάω, περνώ oversteken, voorbijgaan, passeren etc. regelmatig werkwoord met actieve en passieve vormen
παίρνω nemen, wegnemen, innemen, opnemem, oprapen, ontvangen, krijgen, stelen, vangen, enz onregelmatig werkwoord met actieve en passieve vormen
η αγάπη de liefde vrouwelijk zelfstandig naamwoord
ο αέρας de wind mannelijk zelfstandig naamwoord
η Αθήνα Athene vrouwelijk zelfstandig naamwoord
το αυγό het ei onzijdig zelfstandig naamwoord
η γλώσσα de taal, tong vrouwelijk zelfstandig naamwoord
το δρομάκι het straatje onzijdig zelfstandig naamwoord
η ελπίδα de hoop vrouwelijk zelfstandig naamwoord
ο Ιανοθάριος januari mannelijk zelfstandig naamwoord
ο καιρός het weer manneljk zelfstandig naamwoord
το καλοκαιρι de zomer onzijdig zelfstandig naamwoord
η καρδιά het hart vrouwelijk zelfstandig naamwoord
το νησί, η νήσος het eiland vrouwelijk zelfstandig naamwoord
ο ουρανός de hemel, lucht mannelijk zelfstandig naamwoord
το παιδί het kind onzijdig zelfstandig naamwoord
το όνομα de naam onzijdig zelfstandig naamwoord
το παράθυρο het venster onzijdig zelfstandig naamwoord
το πρωινό het ontbijt onzijdig zelfstandig naamwoord
για voor,om, ongever, tot voorzetsel
μας onze bezittelijk voornaamwoord
αυτό dat, het aanwijzend voonaamwoord, persoonlijk voornaamwoord
απέναντι tegenover bijwoord
πίσω achter bijwoord
ποτέ nooit bijwoord
πώς hoe adverb
τόσο dus, zo, zoveel bijwoord
ανοιχτός, -η, -ο open bijvoeglijk naamwoord
βραστός, -η, -ο gekookt bijvoeglijk naamwoord
γαλάζιος, α, -ο blauw bijvoeglijk naamwoord
ελληνικός, -η, -ο grieks bijvoeglijk naamwoord
κρύος, -α, -ο koud bijvoeglijk naamwoord
παλιός, -α, -ο oud bijvoeglijk naamwoord
σωστός, -η, -ο juist, correct bijvoeglijk naamwoord
τελευταίος, -α, -ο laatste bijvoeglijk naamwoord
θα (zal) partikel van de toekomstige tijd

Enkele zinnen hiermee gevormd zijn:

Grieks Nederlands
1. Έχουμε ένα σπίτι μακριά από την Αθήνα. We hebben een huis ver van Athene.
2. Σήμερα είναι καλός καιρός εδώ. Vandaag is het mooi weer hier.
3. Παίρνουμε το ποδήλατο στο σχολεί. We nemen de fiets naar school.
4. Ζουν δίπλα σε ένα μαγαζί. Zij wonen naast een winkel.
5. Δεν μιλάμε μαζί. We spreken niet samen.
6. Πώς τα περνάς; Hoe gaat het met je?
7. Είμαι αρκετά καλά. Ik ben redelijk okay.
8. Τα παράθυρα είναι ανοιχτά και ο αέρας περνάει. De vensters zijn open en de wind komt er door
9. Τώρα μάλιστα. Tot hier (en niet verder)!
10. Τον Ιανουάριο είναι πολύ κρύο στην Ολλανδία. In januari is het gerg koud in Holland.
11. Έρχεται γρήγορα. Hij/zij komt snel.
12. Το βιβλίο δεν κοστίζει τόσο πολύ. Het boek kost niet zo veel.
13. Μην το κάνεις αυτό, δεν είναι σωστό. Doe dat niet, het is niet juist
14. Ερχόμαστε στις οκτώ. We komen om 8 uur
15. Το διαβάζει έτσι κι αλλιώς. Hij/zij leest het zo wie zo.
16. Απέναντι από τα σπίτια είναι ο δρόμος. Tegenover de huizen is de straat.
17. Παίρνει ότι είναι δικό μας. Hij/zij neemt wat van ons is.
18. Τώρα ξέρεις τι περνάω. Nu weet je wat ik doormaak.
19. Κοστίζει πολύ αυτό. Dat kost veel
20. Zει με το φίλο της. Ze woont met haar vriend

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het werkwoord «διαβάζω».

ελληνικά
  • διαβάζω
  • διαβάζεις
  • διαβάζει
  • διαβάζουμε, διαβάζομε
  • διαβάζετε
  • διαβάζουν(ε)
ολλανδικά
  • ik lees/leer
  • jij leest/leert
  • hij/zij/het leest/leert
  • wij lezen/leren
  • jullie/u lezen/leren, leest/leert
  • zij lezen/leren
  • In zin 15 is de 3de persoon enkelvoud van «διαβάζω» gebruikt. Het is een regelmatig werkwoord, dat hetzelfde vervoegd wordt als «αγοράζω» (les 1).

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het passieve werkwoord «έρχομαι».

ελληνικά
  • έρχομαι
  • έρχεσαι
  • έρχεται
  • ερχόμαστε
  • έρχεστε, ερχόσαστε
  • έρχονται
ολλανδικά
  • ik kom
  • jij komt
  • hij/zij/het komt
  • wij komen
  • jullie/u komen/komt
  • zij komen
  • «έρχομαι» is een onregelmatig passief werkwoord. Het wordt gebruikt in zin 11, in de 3de persoon enkelvoud en in zin 14, in de 1ste persoon meervoud. Het wordt in tal van uitdrukkingen gebruikt, letterlijk en figuurlijk.

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het actieve werkwoord «ζω».

ελληνικά
  • ζω
  • ζεις
  • ζει
  • ζούμε
  • ζείτε
  • ζούν(ε)
ολλανδικά
  • ik leef/woon
  • jij leeft/woont
  • hij/zij leeft/woont
  • wij leven/wonen
  • jullie/u leven/wonen, leeft/woont
  • zij leven/wonen
  • Het werkwoord «ζω» is een regelmatig actief werkwoord. Het is gebruikt in zin 4 in de 3de persoon meervoud en in zin 20 in de 3de persoon enkelvoud. In dezelfde zin is «το φίλο της» het lijdend voorwerp en staat dat mede door het voorzetsel «με» in de accusatief (4de nl).

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het actieve werkwoord «κοστίζω».

ελληνικά
  • κοστίζω
  • κοστίζεις
  • κοστίζει
  • κοσίζουμε, κοστίζομε
  • κοστίζετε
  • κοσίζουν(ε)
ολλανδικά
  • ik kost
  • jij kost
  • hij/zij/het kost
  • wij kosten
  • jullie/u kosten/kost
  • zij kosten
  • «κοστίζω» is tweemaal gebruikt, in zin 12 en in zin 19, beiden in de 3de persoon enkelvoud. «κοστίζω» is een regelmatig actief werkwoord.

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het werkwoord «μιλάω, μιλώ».

ελληνικά
  • μιλάω, μιλώ
  • μιλάς
  • μιλάει, μιλά
  • μιλάμε, μιλούμε
  • μιλάτε
  • μιλάν(ε), μιλούν(ε)
ολλανδικά
  • ik spreek/praat
  • jij spreekt/praat
  • hij/zij/het spreekt/praat
  • wij spreken/praten
  • jullie/u spreken/praten, spreekt/praat
  • zij spreken/praten
  • «μιλάω, μιλώ» is een maal gebruikt, in zin 5 in de 1ste persoon meervoud. Het is een regelmatig werkwoord met een actieve en passieve vorm.

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het werkwoord «περνάω, περνώ».

ελληνικά
  • περνάω, περνώ
  • περνάς
  • περνάει, περνά
  • περνάμε, περνούμε
  • περνάτε
  • περνάν(ε), ξπερνούν(ε)
ολλανδικά
  • ik steek over/passeer
  • jij steekt over/passeert
  • hij/zij/het steekt over/passeert
  • wij steken over/passeren
  • jullie/u steken over/passeren, steekt over/passeert
  • zij steken over/passeren
  • «περνάω, περνώ» is driemaal gebruikt, in zin 6 in de 2de persoon enkelvoud, in zin 8 in de 3de persoon enkelvoud en in zin 18 in the 1st persoon enkelvoud. Het is een regelmatig werkwoord met een actieve en passieve vorm.

De onvoltooid tegenwoordige tijd in de aantonende wijs van het werkwoord «παίρνω».

ελληνικά
  • παίρνω
  • παίρνεις
  • παίρνει
  • παίρνουμε, παίρνομε
  • παίρνετε
  • παίρνουν(ε)
ολλανδικά
  • ik neem/krijg
  • jij neemt/krijgt
  • hij/zij/het neemt/krijgt
  • wij nemen/krijgen
  • jullie/u nemen/krijgen, neemt/krijgt
  • zij nemen/krijgen
  • «παίρνω» is tweemaal gebruikt, in zin 3 in de 1st persoon meervoud en in zin 17 in the 3de persoon enkelvoud. Het is een onregelmatig werkwoord met een actieve en passieve vorm. «παίρνω» is een werkwoord met veel betekenissen, daarom nog een paar voorbeelden met het gebruikt ervan:
Greek Nederlands
με παίρνει να κάνω κάτι in staat zijn iets te doen
να πάρει verdorie, verdomme
τον παίρνω indutten