- Een puntkomma wordt in het Moderne Grieks als vraagteken gebruikt.
- Enkele persoonlijke voornaamwoorden zijn «εγώ» en «εσύ» - ik en jij. Ze worden alleen gebruikt als men iets wil benadrukken. In alle andere gevallen geeft de uitgang van het werkwoord de persoonsvorm aan. De persoonlijke voornaamworden worden verbogen naar naamval en enkel- en meervoud.
- Enkele bezittelijke voornaamwoorden zijn «μου» en «σου» - mij en jouw en «μας» en «σας» - onze en uw of jullie. Bezittelijke voornaamwoorden worden niet verbogen.
- Het voegwoord «κι» of «και» betekent en en ook ook.
- De vormen van de bepaalde lidwoorden de en het zijn in de 1ste naamval mannelijk, vrouwelijk en onzijdig resp. «ο», «η» en «το». Ze worden verbogen naar naamval en enkel- en meervoud. De drie vormen van het onbepaalde lidwoord een zijn «ένας», «μία, μια» en «ένα». Ze worden verbogen naar naamval en enkelvoud. Voor eigennamen wordt in het Moderne Grieks het bepaalde lidwoord gebruikt.
- Bijwoorden, zoals «πού » en «παντού» - waar en overal zijn onverbuigbaar.
- Zelfstandige naamwoorden kunnen van het mannelijke, vrouwelijke en onzijdige grammatikale geslacht zijn. Ze worden verbogen naar naamval en enkel- en meervoud.
- De bijvoeglijke naamwoorden kunnen van het mannelijke, vrouwelijke en onzijdige grammatikale geslacht zijn. Ze worden in het Moderne Grieks verbogen naar naamval en enkel- en meervoud.
Grammatica
De sterke vorm van de persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud - Ενικός Αριθμός
Naamvallen | 1ste persoon | 2de persoon | 3de pers. mannelijk | 3de pers. vrouwelijk | 3de pers. onzijdig |
---|---|---|---|---|---|
1ste nv | εγώ | εσύ | αυτός | αυτή | αυτό |
2de nv | μού/μου | σού/σου | αυτού | αυτής | αυτού |
4de nv | εμένα/με | εσένα/σε | αυτόν | αυτήν | αυτό |
Meervoud - Πληθυντικός Αριθμός
Naamvallen | 1ste persoon | 2 de persoon | 3de pers. mannelijk | 3de pers. vrouwelijk | 3de pers. onzijdig |
---|---|---|---|---|---|
1ste nv | εμείς | εσείς | αυτοί | αυτές | αυτά |
2de nv | μάς/μας | σάς/σας | αυτών | αυτών | αυτών |
4de nv | εμάς/μας | εσάς/σας | αυτούς | αυτές | αυτά |
Zoals gezegd worden de persoonlijke voornaamwoorden in het Moderne Grieks meestal weggelaten en wordt door de uitgang van het werkwoord duidelijk wat de persoonsvorm is. b.v.«(εγώ) αγοράζω» - «(εσύ) αγοράζεις» - ik koop - jij koopt
De sterke vorm van de persoonlijke voornaamwoorden wordt gebruikt als er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de personen, a.v.:
- Als we de nadruk leggen op de persoon.
- Als we het contrast willen aanduiden tussen één persoon en niemand anders.
- Als ze functioneren als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp van het werkwoord.
- Als ze functioneren als lijdend- of meewerkend voorwerp in een zin met een voorzetsel. (Na de genoemde voorzetsels «από» en «σε», inclusief «με, για, χωρίς» - met, voor, zonder wordt altijd de sterke vorm gebruikt.
- Als ze op zichzelf functioneren.
- Als het persoonlijke voornaamword niet wordt genoemd.
Voobeelden hiervan zijn:
- Εσύ πού πας;
- Εγώ πάω εκεί
- Εσένα πού είναι ο αντράς σου;
- Αγοράζω το σπίτι για σένα.
- Εμείς οι Έλληνες είμαστε καλοί!
- Αγοράζω σπίτι.
- Waar ga jij heen?
- Ik ga erheen. (niet jij)
- Waar is jouw man?
- Ik koop het huis voor jou.
- Wij Grieken zijn goed!
- Ik koop een huis.
Het bezittelijke voornaamwoord
Enkelvoud - ενικός αριθμός | Meervoud - πληθυντικός αριθμός | ||
---|---|---|---|
μου | mijn | μας | onze |
σου | jouw | σας | uw, jullie |
του | zijn | τους | hun |
της | haar | τους | hun |
Dit bezittelijke voornaamwoord wordt gevormd door de 2de naamval van het zwakke persoonlijke voornaamwoord te gebruiken. (zie hiervoor les 2)
De tweede vorm bezittelijke voornaamwoorden is de benadrukte vorm (zie hiervoor les 2)
Enkele voorbeelden met deze vorm van de bezittelijke voornaamwoorden zijn:
- Η αδελφή σου έχει δύσκολη δουλειά.
- Ο αδελφός του είναι ένας όμορφος άντρας.
- Η μητέρα της έχει την οικογένειά της στην Ελλάδα.
- Ο πατέρας μας έχει ένα μαγαζί.
- Je zus heeft moeilijk werk.
- Zijn broer is een knappe man.
- Haar moeder heeft haar familie in Griekenland.
- Onze vader heeft een winkel.
Soms wordt het bezittelijke voornaamwoord tussen het bijvoeglijke naamwoord en zelfstandig naamwoord geplaatst, zoals in: «το ωραίο μου κήπο» - mijn mooie tuin.
Zelfstandig naamwoorden met drie lettergrepen en met het accent op de derde lettergreep vanaf het einde van het woord, krijgen een extra accent op de lettergreep voorafgaand aan het bezittelijke voornaamwoord:
- ο δάσκαλός μου
- τo μάθημά σου
- η οικογένιά της
- Mijn onderwijzer
- jouw les
- haar familie
De lidwoorden
Het MG kent twee soorten lidwoorden, het bepaalde en het onbepaalde. Beiden worden verbogen naar naamval en geslacht. Daarnaast is het uiteraard ook van belang of het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat. Het bepaalde lidwoord duidt op een specifiek item, in tegenstelling tot het onbepaalde lidwoord, dat wordt gebruikt voor niet-specifieke onderdelen.
Het bepaalde lidwoord
Εnkelvoud - ενικός αριθμός
Naamvallen | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig |
---|---|---|---|
1ste naamval | ο | η | το |
2de naamval | του | της | του |
4de naamval | το(ν) | τη(ν) | το |
Μeervoud - πληθυντικός αριθμός
Naamvallen | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig |
---|---|---|---|
1ste naamval | οι | οι | τα |
2de naamval | των | των | των |
4de naamval | τους | τις | τα |
Het onbepaalde lidwoord
Enkelvoud - ενικός αριθμός
Naamvallen | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig |
---|---|---|---|
1ste naamval | ένας | μια, μία | ένα |
2de naamval | ενός | μιας, μίας | ενός |
4de naamval | ένα(ν) | μια(ν), μία(ν) | ένα |
Voor het onbepaalde lidwoord wordt in het enkelvoud een gebruikt. Het gaat in alle geslachten in vorm samen met het cijfer een, maar niet in betekenis.