Het Nederlands heeft vier wijzen, de aantonende wijs (indicatief), de aanvoegende wijs (conjunctief), De gebiedende wijs (imperatief)) en de onbepaalde wijs (infinitief).
De werkwoordwijzen worden gebruikt om te refereren aan een kenmerkende verbale constructie, die is gekoppeld aan een specifieke functie.
De wijs van een werkwoord geeft de rol aan die de handeling van het werkwoord speelt.
Om de verschillende wijzen tussen werkwoordsvormen te herkennen, moeten ze zich onderscheiden hetzij in de verbogen uitgangen van het werkwoord, of in de keuze van de partikels die in de zin gebruikt worden.
De wijs (eng. mood) is daardoor gekenmerkt als een werkwoordelijke grammaticale categorie, terwijl de modaliteit (de wijze) wordt gebruikt om te verwijzen naar een aantal taalkundige toepassingen in de basis wijzen.
In het MG onderscheiden we drie wijzen en de infinitief(voltooid deelwoord):
De indicatief of de aantonende wijs «η οριστική»
- Deze wijs geeft de werkelijkheid weer. We gebruiken deze wijs als we informatie willen geven over een toestand, gebeurtenis of situatie. Een ontkening, gevormd met het partikel «δεν», wordt voor het werkwoord geplaatst.
Enkele voorbeelden in zinnen:
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Πηγαίνω στο σχολείο. | Ik ga naar school. |
2Γύρισα στο σπίτι. | Ik keerde terug naar huis. |
3Ο Γιάννης δεν γύρισε ακόμα. | Jan kwam nog niet terug. |
- In zin 1 zien we een gebeurtenis met het werkwoord «πηγαίνω» - gaan in de 1ste persoon enkelvoud van de onvoltooid tegenwoordige tijd.
- Zin 2 is een gebeurtenis met het werkwoord «γυρίζω» - terugkeren in de 1ste persoon enkelvoud van de aoristus.
- In zin drie wordt het partikel «δεν» voor het werkwoord «γυρίζω» geplaatst.
Voorwaardelijke uitdrukkingen
- Het partikel «θα» van de toekomende tijd en de partikels «να» en «ας» van de aanvoegende wijs in combinatie met werkwoordsvormen van de aantonende wijs worden gebruikt om hoop, toeval, wens, mogelijkheid, waarschijnlijkheid etc.
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Μακάρι να έχω περάσει στις εξετάσεις. | Had ik het examen maar gehaald. |
2Ας κέρδιζα το λαχείο! | Kon ik de loterij maar winnen! |
3Θα είχε γυρίσει τώρα, είναι αργά. | Hij zou nu teruggekeerd (moeten) zijn, het is laat. |
- In zin 1 wordt een wens weergegeven en is het partikel «να» in de 1ste persoon enkelvoud van de voltooid tegenwoordige tijd van het werkwoord «περνάω» - voorbijgaan, passeren, oversteken in de aantonende wijs vervoegd.
- Zin 2 drukt hoop uit. Het partikel «ας» is met het werkwoord «κερδίζω» - winnen, overwinnen, verdienen, vervoegd in de 1ste persoon van de onvoltooid verleden tijd in de aantonende wijs.
- Zin 3 drukt een sterke waarschijnlijkheid, dus het partikel «θα» wordt gebruikt samen met het werkwoord «γυρίζω» - draaien, keren, terugkeren, afwijken in de 3e persoon in de voltooid verleden tijd van de aantonende wijs in een voorwaardelijke constructie (conditionel).
De indicatief (aantonende wijs) is in het Nederlands de vorm van het werkwoord dat de werkelijkheid aangeeft. Met behulp van deze wijs worden vaststaande feiten weergegeven. Vervoeging vindt plaats naar persoon en getal en voor ontkenningen wordt doorgaans de aantonende wijs gebruikt, b.v.:
- Londen is de hoofdstad van Engeland.
- Het zal spoedig gaan regenen.
- Ze studeerde de hele dag.
- Vrijdag gingen we naar de bioscoop
- Soms vind ik de les niet leuk.
De conjunctief of aanvoegende wijs «η υποτακτική»
- Deze wijs geeft een wilsuiting weer. Als we iets verlangen, voorstellen, aanbevelen, wensen, vrezen, toestaan, toegeven of ergens bang voor zijn, ergens door beïnvloed worden, ergens op toespelen of suggereren, maken we gebruik van de conjunctief. De aanvoegende wijs wordt gevormd met een partikel zoals «να» en «ας» en een werkwoordsvorm. Negatieve zinnen in de aanvoegende wijs worden gevormd met het partikel «μην» geplaats tussen «να» of «ας» en de werkwoordsvorm.
Enkele voorbeeldzinnen:
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Θέλω να παίξουμε. | lett. Ik wil dat we spelen. |
2Ας τραγουδήσουμε. | Laten we zingen. |
3Φοβάμαι να οδηγήσω στην Αθήνα. | Ik ben bang om te rijden in Athene. |
4Δέν μπορώ νά μήν πάω! | Ik kan niet, niet gaan. |
- Alle vier de zinnen laten een van bovengenoemde eigenschappen zien, zoals verlangen in zin 1, een voorstel in zin 2, angst in zin 3 en zin 4 is een ontkenning, die betekent: Ik moet gaan.
De conjunctief (aanvoegende wijs) in het Nederlands is een werkwoordsvorm die onder andere een wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uitdrukt. Het gebruik ervan is in het Nederlands niet gangbaar meer en beperkt zich tot vaste uitdrukkingen:
- Zo waarlijk helpe mij God almachtig!
- Leve de koning!
- Koste wat het kost!
- Godbetert!
- Godzijdank!
De imperatief of gebiedende wijs «η υποστακτική»
- Deze wijs wordt gebruikt om orders of instructies te geven door mensen te vragen, te bevelen of te eisen iets te doen. Voor negatieve uitlatingen wordt de aanvoegende wijs aangewend, omdat de gebiedende wijs niet negatief gebruikt kan worden.
- Het gebruik van de gebiedende wijs is beperkt tot de niet verleden tijd vormen in de 2de persoon enkel- en meervoud. Bovendien is het gebruik ervan in de lijdende vormen beperkt tot het aoristus aspect
Enkele voorbeeldzinnen:
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Βγες έξω! | Ga weg! |
2Ανοίξτε τα βιβλία σας! | Openen jullie je boeken! |
3Μάζεψε τα παιχνίδια σου! | Raap je speelgoed op! |
4Χάρισέ του το! ή Χάρισέ το του! | Schenk het hem! (mag beiden) |
5Φώναξέ τες! | Roep hen (vrwl.)! |
6Στείλε της ένα γράμμα! | Stuur haar een brief! |
7Κλείσ’το! | Sluit het! |
8Διαβάστε το! | Lees het! (u/jullie) |
9(Να) μη φορέσεις αυτό το παντελόνι! | Draag die broek niet! |
10(Να) μην του το δώσεις! | Geef het hem niet! |
- Het werkwoord «βγαίνω» - weggaan is vervoegd in de aoristus van de gebiedende wijs enkelvoud.
- Het werkwoord «ανοίγω» - openen is vervoegd in de aoristus van de gebiedende wijs meervoud.
- Het werkwoord «μαζεύω» - oprapen betekent ook verzamelen, maar in deze zin is het oprapen of op pakken. Het is vervoegd in de aoristus van de gebiedende wijs enkelvoud.
- Een verkort commando van bv. de zin: «Χάρισε το βιβλίο στον αδερφό σου!» - Geef het boek aan je broer.
- Deze zin zou kunnen zijn «Φώναξε τις κοπέλες να έρθουν!» - Roep de meisjes om te komen.
- «Στείλε ένα γράμμα στη θεία σου!» - Stuur je tante een brief!
- «Κλείσε το φως.» - Doe het vuur uit!
- «Διαβάστε το, είναι σημαντικό» - Leest (u/lezen jullie) het, het is belangrijk
- Zoals hierboven is uitgelegd heeft de gebiedende wijs geen negatieve vorm maar wordt in dat geval het partikel «μην» met de aanvoegende wijs gebruikt. Het werkwoord «φοράω» - dragen in deze zin is in de 2de persoon enkelvoud in de aoristus van de aanvoegende wijs vervoegd.
- Hetzelfde is gebeurd met het werkwoord «δίνω» - geven. Het partikel «να» mag, bij een uiting van een verbod, weggelaten worden.
- De meest gebruikte vormen om de imperatief te vormen zijn de onvoltooide en voltooide aspecten van het actieve werkwoord en het momentaan aspect van het passieve werkwoord.
- Om de gebiedende wijs te vormen gebruiken we voor de regelmatige werkwoorden de eerste en tweede vervoeging:
«η πρώτη συζυγία» & «η δεύτερη συζυγία»
De gebiedende wijs (imperatief) in het Nederlands wordt gebruikt om een bevel te geven. Het begint met de persoonsvorm, bestaande uit de stam van het werkwoord, zonder persoonlijk voornaamwoord (onderwerp) bv.:
- Leg neer die bal!
- Ga zitten!
- Kijk uit!
- Leid me niet af!
- Vermijd overgewicht!
- Wees niet bang!
- Ga weg!
- Kom hier!
- Houdt afstand!
Van de drie wijzen onderscheidt de gebiedende wijs zich door zijn specifieke werkwoordelijke uitgangen, terwijl de andere twee zich van elkaar onderscheiden door de keuze van de partikels die het werkwoord vergezellen en door de keuze van de negatieve partikels.
Dus de aantonende- en aanvoegende wijs in het kort:
- (δεν) - θα + werkwoord vertegenwoordigen de aantonende wijs
- (μην) - να of ας + werkwoord vertegenwoordigen de aanvoegende wijs.
Met de aantonende wijs wordt de gebeurtenis of toestand van het werkwoord omschreven in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en toekomende tijd: «γράφω» - ik schrijf of ik ben aan het schrijven, «έγραφα» - ik schreef en in de aoristus «έγραψα» - ik schreef (ook in de betekenis van: ik ben gewend te schrijven).
Over het algemeen is dit goed te begrijpen, maar als het verband gecompliceerder wordt kan de aantonende wijs een andere wijze aanwenden die soms aanzienlijk verschilt van het kenmerkende specifieke gebruik.
Een van de eigenschappen van de aantonende wijs is het feit dat er geen misverstand kan bestaan over de waarheid van hetgeen beweerd wordt. Een ontkenning van een uitdrukking met het partikel «δεν», dat ook een kenmerk van de indicatief is, kan in veel gevallen uitkomst bieden of een bewering wel of niet als juist geinterpreteerd wordt. Nemen we nu de uitdrukking «θα γράψω» - ik zal schrijven, die in de onvoltooid toekomende tijd staat en we kunnen het partikel «δεν» toevoegen «δεν θα γράψω» - ik zal niet schrijven hebben we het bewijs dat de bewering juist is.
Echter de toekomende tijd is geen tijd die we als onbevooroordeeld kunnen omschrijven, omdat de gebeurtenis of toestand nog niet heeft plaats gevonden. Dit betekent dat de toekomende tijd van de aantonende wijs, niet altijd een feit hoeft uit te drukken.
Omdat de toekomende tijd nu eenmaal een deel is van de indicatief kunnen we bij het gebruik van deze tijd de stand van zaken ook als een mogelijkheid of als een waarschijnlijkheid uitdrukken.
Alle werkwoordelijke uitdrukkingen in de toekomende tijd, waaraan het partikel «δεν» kan worden toegevoegd en die niet samen kunnen gaan met de partikels «να» en «ας» van de aanvoegende wijs, worden als aantonend gerangschikt.
Hierbij de volgende voorbeeldzinnen incl. het partikel «δεν»
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1(Δε) γράφω συχνά στο φίλο μου. | Ik schrijf (niet) vaak aan mijn vriend. |
2(Δε) θα γράψω ένα γράμμα απόψε. | Ik zal vanavond (g)een brief schrijven. |
3(Δεν) το έγραψα για σένα. | Ik schreef het (niet) voor jou. |
4(Δεν) θα το της έχει γράψει. | Hij moet het haar (niet) geschreven hebben. |
- In zin 1 is de aantonende wijs duidelijk omdat we als bewijs ervoor de zin ontkennend kunnen maken met het partikel «δεν».
- Zin 2, in de toekomende tijd, is een waarschijnlijkheid en daarvoor kunnen we ook de aantonende wijs gebruiken in de voltooid toekomende tijd.
- In zin 3 wordt de aoristus gebruikt, maar ook in de aantonende wijs.
- In zin 4 gebruiken we de voltooid toekomende tijd en de zin is een voorwaardelijke zin * in de betekenis van: Hij zou het (niet) hebben moeten doen.
* Dat verklaringen of vragen in de toekomende tijd met niet- bevestigende uitdrukkingen die veronderstellingen of conclusies over het verleden, heden of de toekomst aanduiden, gelijkgesteld worden, vanwege het feit dat ze worden weergegeven met het partikel «θα» voor het werkwoord, is een van de meest interessante facetten van de wijs in het Moderne Grieks.
Het MG verschilt van andere talen doordat het de infinitief (de onverbogen vorm van het werkwoord) mist. Dat wordt in het MG gecontroleerd door zinsdelen met een verbogen werkwoord, meestal in de aanvoegende wijs (conjunctief) in een aanvullend zinsdeel.
NB:
De term de infinitief (onbepaalde wijs) is in het Moderne Grieks enigszins misleidend. Ten eerste omdat infinitief niet beëindigd betekent. De infinitief is onvervoegbaar en persoonlijke uitgangen ontbrekenen. Ten tweede omdat de onbepaalde wijs in het Moderne Grieks niet langer gebruikt wordt, zoals in andere talen, waaronder het Nederlands. Het Nieuwgrieks kent dus geen infinitief (onbepaalde wijs) en werkwoordsvorm die ermee aangeduid wordt, heet in het Nederlands voltooid deelwoord. In het Moderne Grieks wordt eigenlijk het mondelinge aspect uitgedrukt, d.w.z. er wordt een onderscheid gemaakt tussen onmiddellijke of eenmalige acties versus voortdurende of gebruikelijke acties. Een betere term voor de infinitief (onbeëindigde) zou eigenlijk zijn tijdloos voltooide tijd.
Vanwege het ontbreken van een infinitief hebben de Grieken verschillende termen voor deze vorm. Een ervan is de afhankelijkheid,dit betekent dat de infinitief, de onvervoegbare vorm van het werkwoord, niet afzonderlijk gebruikt kan worden, maar afhankelijk is van een ander woord. Voorafgegaan door een vervoegbare vorm van het werkwoord «έχω» (hulpwerkwoord), wordt dan de voltooide tijd gevormd, bv.: «έχει πάει» - hij/zij is gegaan.
Een voorbeeld, voorafgegaan door het partikel «θα» incl. het werkwoord «έχω», is: «θα έχει πάει» - hij/zij zal zijn gegaan. Er wordt hier verondersteld dat hij of zij is gegaan.
Een voorbeeld, voorafgegaan door enkel het partikel «θα», zonder «έχω» is: «θα πάνε » - zij zullen gaan. Hier hebben we te maken met de aantonende wijs in de toekomstige tijd, d.w.z. dit is een onmiddelllijke handeling en derhalve wordt de 3de persoon meervoud in de 2de toekomstige tijd van het werkwoord «πάω, πηγαίνω» gebruikt.
Voorbeelden met «ας» of «να» van de aanvoegende wijs zijn: «να πάνε» - dat zij gaan en «ας πάνε» - zij zouden moeten gaan.
Het partikel «ας» van de aanvoegende wijs komt voor in de directe rede, dus alleen in de letterlijke weergave van iemands woorden. Het drukt berisping, waarschuwing, toestemming, goedkeuring, onverschilligheid en waardering uit. Gecombineerd met de onvoltooid verleden tijd drukt het een onvervulbare wens uit.
Het partikel «να» daarentegen geeft een wens, een verzoek, een minder sterk bevel (minder dan in de gebiedende wijs) of een suggestie etc. weer. In de volgende zinnen zijn de verschillen tussen de beide partikels, met en zonder gebruik van het ontkennende parτikel «μην»:
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Ας μην έρθουν, αφού δε θέλουν. | Laat hen niet komen, omdat ze niet willen. |
2Ας (μην) της το πεις, (δεν) θα το εκτιμήσει. | Zeg het haar (niet), ze zal het (niet) op prijs stellen. |
3Ας της το 'λεγες! | Had je het haar maar gezegd! |
4Ας το, το κάνω εγώ | Laat maar, ik doe het wel! |
5Ας μιλάει όσο αυτή θέλει. | Laat haar spreken, zoveel als zij wil. |
6Να την προειδοποιήσετε για τους γλιστερούς δρόμους. | Waarschuw haar voor de gladde straten. |
7Να μην τον ενοχλήσουμε σήμερα. | We zouden hem vandaag niet lastig moeten vallen. |
8Να μου γράφεις συχνά. | Schrijf me vaak (a.u.b.). |
9Να το πείτε, Θα ήθελα να το ξέρω. | Zeg het maar, ik wil het graag weten. |
10Να πας, να τον δεις. | Je zou hem moeten gaan zien (bezoeken). |
- De tendens van zin 1 is toestemming (We staan hen toe om niet te komen). Zouden we hier «να» gebruiken dan zou de zin veranderen in een soort bevel (Er wordt op aangedrongen dat zij niet komen).
- Zin 2 is met de ontkenning «μην» een waarschuwing en zonder «μην» een aanbeveling.
- Als «ας» gebruikt wordt met de onvoltooid verleden tijd, zoals in zin 3, kan het in alle persoonsvormen gebruikt worden. Hier wordt een onvervulbare wens uitgedrukt.
- De zinnen zin 4 en 5 geven met «ας» een zwak bevel weer.
- Zouden we in zin 6 «ας» gebruiken dan zou deze zin laten we haar waarschuwen betekenen en nu drukt het een afgezwakt bevel uit.
- Voor zin 7 geldt hetzelfde als in zin 6. Gebruiken we «ας» dan verandert de zin in laten we hem niet lastig vallen. Met «να» drukt het een verzoek uit
- Zin 8 is ook een verzoek.
- Zeg het maar in zin 9 is een zwak bevel (minder sterk dan in de gebiedende wijs)
- Zin 10 drukt een suggestie uit.
Hier vind je meer over de partikels
Er zijn twee gevallen waarin de gebiedende wijs vervangen wordt door de aanvoegende wijs:
- Als een bevel wordt afgezwakt (bv. bij possitieve commando's), wordt voor een bevestigende gebiedende zin de aanvoegende wijs gebruikt
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Ας του δώσεις τα λεφτά! | Geef hem het geld toch! |
2Να της το έλεγες! | Je had het haar moeten vertellen! |
3Ας το πιεις, ειναι εύγεστο! | Drink het toch op, het is lekker! |
4Να μιλήσετε ελληνικά με τον Πέτρο! | Spreken jullie toch Grieks met Peter! |
5Να της το γράψεις! | Je moet het haar schrijven! |
6Να ντυθείς, θα φεύγουμε! | Kleed je maar aan, we gaan weg! |
- Alle zinnen zijn gebiedend, maar wel minder sterk geformuleerd dan in de gebiedende wijs, daarom is hier de aanvoegende wijs gebruikt.
- In zin 6 is de lijdende vorm van het werkwoord «ντύνω» - kleden gebruikt, «ντύνομαι» - jezelf aankleden.
- Om een negatief bevel of verbod te formuleren
ελληνικά | ολλανδικά |
---|---|
1Μην της το γράψεις. | Schrijf het haar niet. |
2Να μην της το γράψεις. | Je zou het haar niet moeten schrijven. |
3Μην καθίσεις εκεί στη γωνιά. | Ga daar niet in de hoek zitten. |
4Μην κλείσεις την πόρτα. | Sluit de deur niet. |
5Να μην κλείσεις την πόρτα. | Je zou de deur niet moeten sluiten. |
6Μη μου μιλάς για αυτήν την ιστορία. | Praat me niet over dit verhaal. |
7Μη! | Niet doen! (eng. don't) |
8Μη φοβάσαι, δεν κάνω τιπότα! | Wees niet bang, ik doe niets! |
Om een negatief bevel of verbod te formuleren wordt de negatieve aanvoegende wijs gebruikt met behulp van de partikels «ας» en «να». Het partikel «να» mag weggelaten worden, maar dan wordt het bevel of verbod directer. Het partikel «μη(ν)» kan ook zonder de andere partikels gebruikt worden om iets te verbieden of als advies over iets wat eerder gezegd is.
- De zinnen 1 + 2, met en zonder «να». We zien dat de eerste zin veel directer is dan de tweede. Hetzelfde geldt voor de zinnen 4 + 5.
- De zinnen 3, 6 en 7 zijn ontkennende bevelen. Voor zin 7 is alleen «μη(ν)» gebruikt, dat eventueel aangevuld kan worden met het gewenste werkwoord in de aanvoegende wijs, zoals in zin 8.
Om het effect van een direct bevel of gebod af te zwakken, zodat het meer als een suggestie klinkt kunnen we ook het partikel «για» toevoegen, zoals in:
- Για έλα εδώ ένα λεπτό!
- Για πες μου μωρέ, γιατί γκρινιάζεις;
- Kom eens een minuut hier!
- Zeg eens kind, waarom heb je het koud?
Als we het bevel nog milder en meer beleefd willen zeggen kunnen we ook «παρακαλώ» - alstublieft gebruiken. Het kan aan het begin of aan het eind van een zin gezet worden en we vervoegen het werkwoord in de 2de persoon meervoud (de beleefde «u» vorm)
- Παρακαλώ, έλατε μέσα!
- Καθίστε παρακαλώ!
- Komt U alstublieft binnen!
- Gaat u zitten, alstublieft!