-
Μαζί μας το κάναμε.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Η οικογένειά της είναι από την Ελλάδα.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Μένει κοντά, γύρω από την γωνία.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Ο Νίκος βλέπει την αδελφή του στο δρόμο.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Ο Νίκος είναι στο βιβλιοπωλείο.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Η Σοφία και ο Ανδρέας έχουν ραντεβού.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Η αδελφή του είναι δασκάλα
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
.
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Μένεις εδώ κοντά;
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Η δουλειά μας είναι δύσκολα.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Eμείς είμαστε από την Ολλανδία.
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Με συνοδεύεις στο σπίτι;
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.
-
Πηγαίνετε στις διακοπές πάλι;
- Nikos is in de boekwinkel.
- Gaan jullie weer op vakantie?
- Woon je hier dichtbij?
- Wij komen uit Holland.
- We deden het samen.
- Vergezel je me tot huis?
- Haar familie komt uit Griekenland.
- Ons werk is moeilijk.
- Sofie en Andrée hebben een afspraak.
- Niko ziet zijn zus in de straat.
- Hij woont dichtbij, om de hoek.
- Zijn zus is onderwijzeres.